Statenvertaling.nl

sample header image

1 Samuël 7 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Samuël 7

1 DOe quamen de mannen van Kiriath-Iearim, ende haelden de Arke des HEEREN op, ende sy brachtense in het huys Albinadabs op den heuvel: ende sy heyligden sijnen sone Eleazar, dat hy de Arke des HEEREN bewaerde.
2 Ende ’tgeschiedde, van dien dach af, dat de Arke [des Heeren] te Kiriath-Iearim bleef, ende de dagen werden vermenichvuldigt, ende het werden twintich jaren: ende het gantsche huys Israëls klaegde den HEERE achter na.
3 Doe sprack Samuel tot den gantschen huyse Israëls, seggende: Indien ghylieden u met u gantsche herte tot den HEERE bekeert, so doet de vreemde Goden uyt het midden van u wech, oock de Astharots: ende richtet u herte tot den HEERE, ende dient hem alleen, so sal hy u uyt de hant der Philistijnen rucken.
4 De kinderen Israëls nu deden de Baalims ende de Astharots wech, ende sy dienden den HEERE alleene.
5 Voorder seyde Samuel, Vergadert het gantsche Israël nae Mizpa: ende ick sal den HEERE voor u bidden.
6 Ende sy werden vergadert te Mizpa, ende sy schepten water, ende goten ’t uyt voor het aengesichte des HEEREN, ende sy vasteden te dien dage, ende seyden aldaer, Wy hebben tegen den HEERE gesondigt: Also richtede Samuel de kinderen Israëls te Mizpa.
7 Doe de Philistijnen hoorden, dat de kinderen Israëls sich vergadert hadden te Mizpa, so quamen de Overste der Philistijnen op tegen Israël: Als de kinderen Israëls [dat] hoorden, so vreesden sy voor het aengesichte der Philistijnen.
8 Ende de kinderen Israëls seyden tot Samuel, En swijgt niet van onsent wege, dat ghy niet en soudt roepen tot den HEERE onsen Godt, op dat hy ons verlosse uyt de hant der Philistijnen.
9 Doe nam Samuel een melck-lam, ende hy offerde’t geheel den HEERE ten brand-offer: ende Samuel riep tot den HEERE voor Israël, ende de HEERE verhoorde hem.
10 Ende ’tgeschiedde, doe Samuel dat brand-offer offerde, so quamen de Philistijnen aen ten stijde tegen Israël: ende de HEERE donderde te dien dage met eenen grooten donder over de Philistijnen, ende hy verschricktese, so dat sy verslagen wierden voor het aengesichte Israëls.
11 Ende de mannen Israëls togen uyt van Mizpa: ende vervolgden de Philistijnen: ende sy sloegense tot onder Bethcar.
12 Samuel nu nam eenen steen, ende stelde [dien] tusschen Mizpa, ende tusschen Sen, ende hy noemde diens name Eben-Haëzer: ende hy seyde, Tot hier toe heeft ons de HEERE geholpen.
13 Also werden de Philistijnen vernedert, ende en quamen niet meer in de lantpalen Israëls: want de hant des HEEREN was tegen de Philistijnen alle de dagen van Samuel.
14 Ende de steden welcke de Philistijnen van Israël genomen hadden, quamen weder aen Israël, van Ekron tot Gath toe, oock ruckte Israël der selver lantpale uyt de hant der Philistijnen: ende daer was vrede tusschen Israël ende tusschen de Amoriten.
15 Samuel nu richtte Israël alle de dagen sijnes levens.
16 Ende hy tooch van jaer tot jaer, ende ginck rontom nae Beth-el, ende Gilgal, ende Mizpa: ende hy richtte Israël in alle die plaetsen.
17 Doch hy keerde weder nae Rama, want daer was sijn huys, ende daer richtte hy Israël, ende hy bouwde aldaer den HEERE eenen Altaer.

Einde 1 Samuël 7