Statenvertaling.nl

sample header image

1 Samuël 5 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Samuël 5

1 DE Philistijnen nu namen de Arke Godes; ende sy brochtense van Eben-Haëzer tot Asdod.
2 Ende de Philistijnen namen de Arke Godes, ende sy brachtense in het huys Dagons, ende steldese by Dagon.
3 Maer als die van Asdod ’s anderen daegs vroech opstonden, siet so was Dagon op sijn aengesichte ter aerde gevallen voor de Arke des HEEREN: Ende sy namen Dagon ende setteden hem weder op sijne plaetse.
4 Doe sy nu des anderen daegs ’smorgens vroech op stonden, siet Dagon lach op sijn aengesichte ter aerde gevallen voor de Arke des HEEREN: maer het hooft Dagons, ende de beyde palmen sijner handen afgehouwen, aen den dorpel, alleenlick was Dagon daer op overich gebleven.
5 Daerom en treden de Priesters Dagons, noch alle die in het huys Dagons komen op den dorpel Dagons tot Asdod niet, tot op desen dach.
6 Doch de hant des HEEREN was swaer over die van Asdod, ende verwoestese: ende hy sloechse met spenen, Asdod ende hare lantpalen.
7 Doe nu de mannen te Asdod sagen, dat het alsoo [toeginck], so seyden sy, Dat de Arke des Godts Israëls by ons niet en blijve, want sijne hant is hart over ons, ende over Dagon onsen godt.
8 Daerom sonden sy henen ende versamelden tot hen alle de Vorsten der Philistijnen, ende sy seyden, Wat sullen wy met de Arke des Godt van Israël doen? ende die seyden, Dat de Arke des Godts Israëls rontom Gath gae: also droegen sy de Arke des Godt Israëls rontom.
9 Ende ’t geschiedde na dat sy die hadden rontom gedragen, so was de hant des HEEREN tegen die stadt met een seer groote quellinge, want hy sloech de lieden dier stadt van den cleynen tot den grooten, ende sy hadden spenen in de verborgene plaetsen.
10 Doe sonden sy de Arke Godes nae Ekron: maer ’t geschiedde als de Arke Godes te Ekron quam, so riepen die van Ekron, seggende, Sy hebben de Arke des Godts Israëls tot my rontom gebracht, om my ende mijn volck te dooden.
11 Ende sy sonden henen, ende vergaderden alle de Vorsten der Philistijnen, ende seyden: Sendet de Arke des Godts Israëls henen, datse wederkeere tot hare plaetse, op datse my ende mijn volck niet en doode; want daer was een dootlicke quellinge in de gantsche stadt, [ende] de hant Godts was daer seer swaer.
12 Ende de menschen die niet en storven, werden geslagen met spenen: so dat het geschrey der stadt opklom nae den hemel.

Einde 1 Samuël 5