Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 ENde ick sagh in de rechter-[hant] des genen die op den throon sat, een boeck geschreven van binnen ende van buyten, verzegelt met seven zegelen. |
2 Ende ick sagh eenen stercken Engel uytroepende met een groote stemme, Wie is weerdigh het boeck te openen, ende sijne zegelen op te breken? |
3 Ende niemandt in den hemel, noch op de aerde, noch onder de aerde en conde het boeck openen, noch het selve [in] sien. |
4 Ende ick weende zeer, dat niemant weerdich gevonden en was om dat boeck te openen, ende te lesen, noch het selve [in] te sien. |
5 Ende een van de Ouderlingen seyde tot my, En weent niet: siet, de Leeuw die uyt de stamme Iuda is, de wortel Davids, heeft overwonnen, om het boeck te openen, ende sijne seven zegelen op te breken. |
6 Ende ick sagh, ende siet, in het midden van den throon, ende van de vier dieren, ende in het midden van de Ouderlingen, een Lam staende als geslachtet, hebbende seven hoornen, ende seven oogen: de welcke zijn de seven Geesten Godts die uytgesonden zijn in alle landen. |
7 Ende het quam, ende heeft het boeck genomen uyt de rechter-[handt] des genen die op den throon sat. |
8 Ende als het dat boeck genomen hadde, vielen de vier dieren, ende de vier-ende-twintigh Ouderlingen voor het Lam [neder], hebbende elck citheren ende gouden phiolen zijnde vol reuck-wercks, welck zijn de gebeden der heylige. |
9 Ende sy songen een nieuw liedt, seggende, Ghy zijt weerdigh dat boeck te nemen, ende sijne zegelen te openen: want ghy zijt geslachtet, ende hebt ons Gode gecocht met uwen bloede, uyt allen geslachte, ende tale, ende volcke, ende natie: |
10 Ende ghy hebt ons onsen Gode gemaeckt tot Coningen ende Priesteren: ende wy sullen als Coningen heerschen op de aerde. |
11 Ende ick sagh, ende ick hoorde een stemme veler Engelen rontom den throon, ende de dieren, ende de Ouderlingen: ende haer getal was tien duysent mael tien duysenden, ende duysent mael duysenden: |
12 Seggende met een groote stemme, Het Lam dat gheslachtet is, is weerdigh te ontfangen de cracht, ende rijckdom, ende wijsheyt, ende sterckte, ende eere, ende heerlickheyt, ende danck-segginge. |
13 Ende alle schepsel dat in den hemel is, ende op de aerde, ende onder de aerde, ende die in de zee zijn, ende alles wat in de selve is, hoorde ick seggen, Hem die op den throon sit, ende den Lamme zy de dancksegginge, ende de eere, ende de heerlickheyt, ende de cracht in alle eeuwicheyt. |
14 Ende de vier Dieren seyden, Amen. Ende de vier ende twintigh Ouderlingen vielen [neder], ende aenbaden den genen die leeft in alle eeuwicheyt. |