Statenvertaling.nl

sample header image

Openbaring 20 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Openbaring 20

1 ENde ick sach eenen Engel afkomen uyt den hemel, hebbende den sleutel des afgronts, ende een groote keten in sijne handt:
2 Ende hy greep den Draeck, de oude Slanghe, welcke is de Duyvel ende Satanas: ende bandt hem duysent jaren.
3 Ende wierp hem inden afgrondt, ende sloot hem daer in, ende verzegelde [dien] boven hem, op dat hy de volckeren niet meer verleyden en soude, tot dat de duysent jaren souden ge-eyndight zijn. Ende daer nae moet hy eenen kleynen tijdt ontbonden worden.
4 Ende ick sach throonen, ende sy saten op de selve: ende het oordeel wierdt haer gegeven: ende [ick sach] de zielen der gene die onthooft waren om het getuygenisse Iesu, ende om het woordt Godts, ende die het Beest noch des selfs Beeldt niet aen gebeden en hadden, ende die het merck-teecken niet ontfangen en hadden aen haer voorhooft, ende aen hare handt: ende sy leefden, ende heerschten als Coningen met Christo de duysent jaren.
5 Maer de overige der doode en wierden niet weder levendich, tot dat de duysent jaren ge-eyndight waren. Dese is de eerste opstandinge.
6 Salich ende heylich is hy die deel heeft in de eerste opstandinge: over dese en heeft de tweede doot geen macht, maer sy sullen Priesters Godts ende Christi zijn, ende sy sullen met hem als Coningen heerschen duysent jaren.
7 Ende wanneer de duysent jaren sullen ge-eyndight zijn, sal de Satanas uyt sijne gevangenisse ontbonden worden.
8 Ende hy sal uytgaen om de volcken te verleyden, die in de vier hoecken der aerde zijn, den Gog ende den Magog, om haer te vergaderen tot den krijch: welcker getal is als het zant aen de zee.
9 Ende sy zijn opgekomen op de breedte der aerde, ende omringden de leger-plaetse der heyligen, ende de geliefde stadt: ende daer quam vyer neder van Godt uyt den hemel, ende heeft’se verslonden.
10 Ende de Duyvel die haer verleydde, wierdt geworpen in den poel des vyers ende sulphers, al waer het Beest ende de valsche propheet is: ende sy sullen gepijnight worden dagh ende nacht in alle eewicheyt.
11 Ende ick sach eenen grooten witten throon, ende den genen die daer op sat, van wiens aengesichte de aerde ende de hemel wech vloot, ende geen plaetse en is voor die gevonden.
12 Ende ick sach de doode, kleyn ende groot, staende voor Godt: ende de boecken wierden geopent: ende een ander Boeck wiert geopent dat des levens is, ende de doode wierden geoordeelt uyt het gene in de boecken geschreven was, na hare wercken.
13 Ende de zee gaf de doode die in haer waren; ende de doodt, ende de helle gaven de doode die in haer waren: ende sy wierden geoordeelt een yeghelick na hare wercken.
14 Ende de doodt ende de helle wierden geworpen in den poel des vyers: dit is de tweede doot.
15 Ende so yemant niet gevonden en wiert geschreven in het boeck des levens, die wiert geworpen in den poel des vyers.

Einde Openbaring 20