Statenvertaling.nl

sample header image

Openbaring 13 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Openbaring 13

1 ENde ick sach uyt de zee een Beest opkomen hebbende seven hoofden, ende tien hoornen: ende op sijne hoornen waren tien Conincklicke hoeden, ende op sijne hoofden was een naem van [Godts]-lasteringe.
2 Ende het Beest dat ick sagh, was eenen pardel gelijck, ende sijne voeten, als eenes beyrs [voeten], ende sijnen mont als de mont eenes leeuws: ende de Draeck gaf hem sijne kracht, ende sijnen throon, ende groote macht.
3 Ende ick sagh een van sijne hoofden als tot der doodt gewondet, ende sijne doodlicke wonde wierdt genesen: ende de geheele aerde verwonderde haer achter het Beest.
4 Ende sy aenbaden den Draeck, die het Beest macht gegeven hadde: ende sy aenbaden het Beest, seggende, Wie is dit Beest gelijck? wie kan krijgh voeren tegen het selve?
5 Ende hem wiert een mont gegeven, om groote dingen ende [Godts]-lasteringen te spreken: ende hem wiert macht gegheven om [sulcks] te doen, twee-ende-veertigh maenden.
6 Ende het opende sijnen mont tot lasteringe tegen Godt, om sijnen Naem te lasteren, ende sijnen tabernakel, ende die in den hemel woonen.
7 Ende ’t selve wierdt [macht] gegeven om krijgh den Heyligen aen te doen, ende om die te overwinnen: ende ’t selve wiert macht gegeven over allen gheslachte, tale, ende volcke.
8 Ende alle die op de aerde woonen sullen het selve aenbidden, welcker namen niet en zijn geschreven in het Boeck des levens, des Lams dat geslachtet is, van de gront-legginge der werelt.
9 Indien yemant ooren heeft, die hoore.
10 Indien yemant inde gevangenisse leydet, die gaet [selve] inde gevangenisse: indien yemandt met den sweerde sal dooden, die moet selve met den sweerde ghedoodt worden. Hier is de lijdtsaemheyt ende het geloove der heyligen.
11 Ende ick sagh een ander Beest uyt de aerde op-komen, ende het hadde twee hoornen, des Lams [hoornen] gelijck, ende het sprack als de Draeck.
12 Ende het oeffent alle macht van’t eerste Beest in tegenwoordigheyt van het selve, ende het maeckt dat de aerde ende die daer in woonen, het eerste Beest aenbidden, wiens doodlicke wonde genesen was.
13 Ende het doet groote teeckenen, so dat het oock vyer uyt den hemel doet afkomen op de aerde, voor de menschen.
14 Ende verleydt de gene die op de aerde woonen, door de teeckenen die ’t selve te doen gegeven zijn in de tegenwoordigheyt van het Beest: seggende tot de gene die op de aerde woonen, dat sy het Beest, dat de wonde des sweerts hadde, ende [weder] leefde, een beeldt souden maken.
15 Ende ’t selve wiert [macht] gegeven om den beelde des Beests eenen geest te gheven, op dat het beelt des Beests oock soude spreken, ende maken dat alle die het beelt des Beests niet en souden aenbidden, gedoodet souden worden.
16 Ende het maeckt dat het aen alle, kleyne ende groote, ende rijcke ende arme, ende vrye ende dienst-knechten, een merck-teecken geve aen hare rechterhant, ofte aen hare voorhoofden:
17 Ende dat niemant en mach koopen ofte verkoopen, dan die dat merck-teecken heeft, ofte den naem des Beestes, ofte het getal sijns naems.
18 Hier is de wijsheydt: die het verstant heeft rekene het ghetal des Beests: want het is een getal eenes menschen: ende sijn getal is ses hondert ses-ende-sestigh.

Einde Openbaring 13