Statenvertaling.nl

sample header image

Deuteronomium 19 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Deuteronomium 19

1 WAnneer de HEERE uwe Godt de volcken sal hebben uytgeroeyt, welcker lant de HEERE uwe Godt u geven sal: ende ghy die erflick sult besitten, ende in hare steden, ende in hare huysen woonen:
2 So sult ghy u drie steden uytscheyden; in ’t midden van u lant, welck de HEERE uwe Godt u geven sal, om dat erflick te besitten.
3 Ghy sult u den wech bereyden, ende de pale uwes lants, dat u de HEERE uwe Godt sal doen erven, in drien deylen: dit nu sal zijn, op dat yeder dootslager daer henen vliede.
4 Ende dit zy de sake des dootslagers, die daer henen vlieden sal, dat hy leve; die sijnen naesten sal geslagen hebben door onwetentheyt, dien hy doch van gisteren [ende] eergisteren niet en hatede:
5 Als, dewelcke met sijnen naesten in ’t bosch sal zijn gegaen om hout te houwen, ende sijne hant met de bijle wort aen gedreven om hout af te houwen, ende het yser schiet af van den steel, ende treft sijnen naesten, dat hy sterft: die sal in eene deser steden vluchten, ende leven:
6 Op dat de bloetwreker den dootslager niet na en jage, als sijn herte verhitt is, ende hem achterhale, om dat de wech te verre soude zijn, ende slae hem aen ’t leven: so doch geen oordeel des doots aen hem en is, want hy hem van gisteren [ende] eergisteren niet en hatede.
7 Daerom gebied ick u, seggende: Ghy sult u drie steden uytscheyden.
8 Ende indien de HEERE uwe Godt uwe lantpale sal verwijden, gelijck als hy uwen vaderen gesworen heeft, ende u al dat lant geven sal, het welcke hy uwen vaderen te geven gesproken heeft;
9 (Wanneer ghy al dit selve gebodt sult waernemen, om dat te doen, ’t gene ick u heden gebiede; den HEERE uwen Godt lief hebbende, ende alle dagen in sijne wegen wandelende) so sult ghy u noch drie steden toe doen, tot dese drie:
10 Op dat het bloet des onschuldigen niet vergoten en worde in ’t midden van u lant, dat u de HEERE uwe Godt ten erve geeft; ende bloetschulden op u souden zijn.
11 Maer wanneerder yemant zijn sal, die sijnen naesten haett, ende hem lagen leyt, ende staet tegens hem op, ende slaet hem aen ’t leven, dat hy sterft; ende vliedt tot eene van die steden:
12 So sullen de Oudtsten sijner stadt senden, ende nemen hem van daer: ende sy sullen hem in de hant des bloetwrekers geven, dat hy sterve.
13 Uwe ooge en sal sijner niet verschoonen, maer ghy sult het bloet des onschuldigen uyt Israël wech doen, dat het u wel gae.
14 Ghy en sult uwes naesten lantpale niet verrucken, die de voorvaderen gepaelt hebben, in uwen erfdeele, dat ghy erven sult, in het lant, ’t welck u de HEERE uwe Godt geeft, om dat erflick te besitten.
15 Een eenich getuyge en sal tegens niemanden opstaen over eenige ongerechticheyt, ofte over eenige sonde, van alle sonde, die hy soude mogen sondigen: op den mont van twee getuygen, ofte op den mont van drie getuygen sal de sake bestaen.
16 Wanneer een wrevelich getuyge tegens yemant sal opstaen; om een afwijckinge tegens hem te betuygen:
17 So sullen die twee mannen, dewelcke den twist hebben, staen voor het aengesichte des HEEREN: voor het aengesichte der Priesteren, ende der Richteren, die in die selve dagen sullen zijn.
18 Ende de Richters sullen wel ondersoecken: ende siet, de getuyge is een valsch getuyge, hy heeft valsheyt betuycht tegen sijnen broeder:
19 So sult ghylieden hem doen, gelijck als hy sijnen broeder dachte te doen: also sult ghy het boose uyt het midden van u wech doen:
20 Dat de overgeblevene het hooren, ende vreesen; ende niet voortvaren meer te doen nae dit boose stuck, in’t midden van u.
21 Ende uwe ooge en sal niet verschoonen: ziele om ziele, ooge om ooge, tant om tant, hant om hant, voet om voet.

Einde Deuteronomium 19