Statenvertaling.nl

sample header image

Mattheüs 4 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Inleiding Nieuwe Testament
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Mattheüs 4

1 DOe wiert Iesus van den Geest wech geleyt in de woestijne, om versocht te worden van den Duyvel.
2 Ende als hy veertich dagen ende veertich nachten gevast hadde, hongerde hem ten laetsten.
3 Ende de Versoecker tot hem gekomen zijnde, seyde, Indien ghy Godts Sone zijt, segt dat dese steenen brooden worden.
4 Doch hy antwoordende seyde, Daer is geschreven, De mensche en sal by broodt alleen niet leven, maer by alle woordt, dat door den mont Godts uytgaet.
5 Doe nam hem de Duyvel mede nae de heylige stadt, ende stelde hem op de tinne des Tempels,
6 Ende seyde tot hem, Indien ghy Godts Sone zijt, werpt u selven nederwaerts: want daer is geschreven, Dat hy sijne Engelen van u bevelen sal, ende [dat] sy u op de handen sullen nemen, op dat ghy niet t’eeniger tijt uwen voet aen eenen steen aen en stoot.
7 Iesus seyde tot hem, Daer is wederom geschreven, Ghy en sult den Heere uwen Godt niet versoecken.
8 Wederom nam hem de Duyvel mede op eenen seer hoogen berch, ende toonde hem alle de Coninckrijcken der werelt, ende hare heerlickheyt.
9 Ende seyde tot hem, Alle dese dingen sal ick u geven, indien ghy nedervallende my sult aenbidden.
10 Doe seyde Iesus tot hem, Gaet wech Satan: want daer staet geschreven, Den Heere uwen Godt sult ghy aenbidden, ende hem alleen dienen.
11 Doe liet de Duyvel van hem af, ende siet de Engelen zijn toegekomen, ende dienden hem.
12 Als nu Iesus gehoort hadde dat Ioannes overgelevert was, is hy wedergekeert nae Galileen.
13 Ende Nazareth verlaten hebbende is komen woonen te Capernaum, gelegen aen de zee, in de lantpalen van Zabulon ende Nephtalim.
14 Op dat vervult soude worden ’t gene gesproken is, door Esaiam den Propheet, seggende,
15 Het lant Zabulon, ende het landt Nephtalim, [aen den] wech der zee, over de Iordaen, Galilea der volckeren.
16 Het volck dat in duysternisse sat, heeft een groot licht gesien: ende de gene die saten in den lande ende schaduwe des doots, den selven is een licht opgegaen.
17 Van doen aen heeft Iesus begonnen te prediken, ende te seggen, Bekeert u, want het Coninckrijck der Hemelen is na by gekomen.
18 Ende Iesus wandelende aen de zee van Galilea, sach twee broeders, [namelick] Simon, geseght Petrus, ende Andreas sijnen broeder, het net inde zee werpende: (want sy waren visschers).
19 Ende hy seyde tot haer, Volcht my na, ende ick sal u visschers der menschen maken.
20 Sy dan terstont de netten verlatende zijn hem nagevolcht.
21 Ende hy van daer voortgegaen zijnde sach twee andere broeders, [namelick] Iacobum den [sone] Zebedei, ende Ioannem sijnen broeder, in het schip met haren vader Zebedeus, hare netten vermakende, ende heeft haer geroepen.
22 Sy dan terstont verlatende het schip, ende haren vader, zijn hem nagevolgt.
23 Ende Iesus ommeging geheel Galileen, leerende in hare Synagogen, ende predikende het Euangelium des Coninckrijcks, ende genesende alle sieckte ende alle quale, onder den volcke.
24 Ende sijn geruchte gingh [van daer] uyt in geheel Syrien: ende sy brachten tot hem alle die qualick gestelt waren, met verscheyden sieckten ende pijnen bevangen zijnde, ende van den Duyvel beseten, ende maensiecke, ende geraeckte, ende hy genas de selve.
25 Ende vele scharen volgden hem nae, van Galilea, ende van Decapolis, ende [van] Ierusalem, ende [van] Iudea, ende [van] over den Iordaen.

Einde Mattheüs 4