Statenvertaling.nl

sample header image

Leviticus 24 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Leviticus 24

1 ENde de HEERE sprack tot Mose, seggende:
2 Gebiedt den kinderen Israëls, datse tot u brengen suyvere gestootene olijf-olye, voor den luchter; om de lampen geduerichlick aen te steken.
3 Aaron sal die voor het aengesicht des HEEREN geduerichlick toerichten, van den avont tot den morgen buyten den voorhanck van het getuygenisse in de Tente der t’ samen-komste: het is eene eeuwige in-settinge voor uwe geslachten.
4 Hy sal op den louteren kandelaer die lampen voor het aengesicht des HEEREN, geduerichlick toerichten.
5 Ghy sult oock meel-bloeme nemen, ende twaelf koecken daer van backen: van twee tienden sal een koecke zijn.
6 Ende ghy sultse in twee rijgen leggen, sesse in eene rijge, op de reyne tafel, voor het aengesicht des HEEREN.
7 Ende op elcke rijge sult ghy suyveren wieroock leggen: ’t welck den broode ten gedenck-offer sal zijn; het is een vyer-offer den HEERE.
8 Op elcken Sabbath-dach geduerichlick salmen dat voor het aengesicht des HEEREN toerichten, van wegen de kinderen Israëls, ten eeuwigen verbonde.
9 Ende het sal Aarons ende sijner sonen zijn, die dat inde heylige plaetse sullen eten: want het is voor hem een heylicheyt der heylicheden, uyt de vyerofferen des HEEREN, eene eeuwige insettinge.
10 Ende daer ginck eener Israëlitischer vrouwen soon uyt, die in ’t midden der kinderen Israëls eens Egyptischen mans soon was: ende de soon deser Israëlitischer, ende een Israëlitisch man twisteden in ’t leger.
11 Doe lasterde der Israëlitischer vrouwen soon uytdruckelick den NAEM, ende vloeckte; daerom brachten sy hem tot Mose: de naem nu sijner moeder was Schelomith de dochter Dibri van de stamme Dan.
12 Ende sy leyden hem inde gevanckenisse: op dat hen nae den mont des HEEREN verklaringe geschieden soude.
13 Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende:
14 Brengt den vloecker uyt tot buyten het Leger, ende alle die’t gehoort hebben, sullen hare handen op sijn hooft leggen: daerna sal hem de geheele vergaderinge steenigen.
15 Ende tot de kinderen Israëls sult ghy spreken, seggende; een yeder als hy sijnen Godt gevloeckt sal hebben, so sal hy sijne sonde dragen.
16 Ende wie den naem des HEEREN gelastert sal hebben, sal sekerlick gedoodt worden, de gantsche vergaderinge sal hem sekerlick steenigen: alsoo sal de vreemdelinck zijn, gelijck de inboorlinck, als hy den NAEM sal gelastert hebben, hy sal gedoodt worden.
17 Ende als yemant eenige ziele des menschen sal verslagen hebben: hy sal sekerlick gedoodt worden.
18 Maer wie de ziele van een vee sal verslagen hebben, hy sal ’t wedergeven ziele voor ziele.
19 Als oock yemant aen sijnen naesten een gebreck sal aengebracht hebben; gelijck als hy gedaen heeft, soo sal oock aen hem gedaen worden:
20 Breucke voor breucke, ooge voor ooge, tant voor tant: gelijck als hy een gebreck eenen mensche sal aengebracht hebben, soo sal oock hem aengebracht worden.
21 Wie dan een vee verstaet, die sal ’t weder geven: maer wie een mensche verslaet, die sal gedoodet worden.
22 Eenderley recht sult ghy hebben, soo sal de vreemdelinck zijn, als de inboorlinck: want ick ben de HEERE uwe Godt.
23 Ende Mose seyde tot de kinderen Israëls, datse den vloecker tot buyten het leger uytbrengen, ende hem met steenen steenigen souden: ende de kinderen Israëls deden, gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

Einde Leviticus 24