Statenvertaling.nl

sample header image

Ezechiël 42 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Ezechiël 42

1 DAerna bracht hy my uyt tot den buytensten voorhof, des weegs nae den wech van’t Noorden: ende hy bracht my tot de kameren, die tegen over de afgesnedene-plaetse, ende die tegen over het gebouw tegen’t Noorden waren:
2 Voor aen de lengte van de hondert ellen [nae] de deure van’t Noorden: ende de breette was vijftich ellen:
3 Tegen over de twintich [ellen], die’t binnenste voorhof hadde, ende tegen over ’tplaveysel, dat het buytenste voorhof hadde: [was] galerye tegen galerye, in drie [rijgen].
4 Ende voor de kameren was eene wandelinge van tien ellen de breette, nae binnen toe; [ende] een wech van eene elle: ende de deuren van deselve waren tegen’t Noorden.
5 De bovenste kameren nu waren naeuwer; (om dat de galeryen hooger waren dan de selve) dan de onderste ende dan de middelste des gebouws.
6 Want sy waren wel van drie [rijgen], maer en hadden geene pylaren gelijck de pylaren der voorhoven: daerom warense benaeuwder dan de onderste ende dan de middelste van der aerden af.
7 De muer nu, die nae buyten tegen over de kameren was, des weegs nae den buytensten voorhof, voor aen de kameren; de lengte van dien was vijftich ellen.
8 Want de lengte der kameren, die’t buytenste voorhof hadde, was vijftich ellen: ende siet, voor aen den Tempel waren hondert ellen.
9 Van onder dese kameren nu; was den inganck van’t Oosten, als yemant tot de selve ingaet, uyt den buytensten voorhof.
10 Aen de breette van des voorhofs muer, des weegs nae’t Oosten, voor aen de afgesnedene plaetse, ende voor aen’t gebouw, waren kameren.
11 Ende de wech voor de selve henen was als de gedaente der kameren, die des weegs nae’t Noorden waren; nae der selver lengte, alsoo [nae] der selver breette: ende alle hare uytgangen waren oock nae der selver wijsen, ende nae der selver deuren.
12 Ende gelijck de deuren der kameren, die des weegs nae’t Zuyden waren; wasser eene deure in’t hooft van den wech, des weegs voor aen den rechten muer, des weegs nae’t Oosten, als men daer in gaet.
13 Doe seyde hy tot my; De kameren van’t Noorden, [ende] de kameren van’t Zuyden, die voor aen de afgesnedene plaetse zijn, dat zijn heylige kameren, daer in de Priesters, die tot den HEERE naederen, de alderheylichste dingen sullen eten: aldaer sullen sy de alderheylichste dingen henen leggen, ende het spijsoffer, ende het sondoffer, ende het schultoffer; want de plaetse is heylich.
14 Als de Priesters ingegaen sullen zijn, so en sullen sy uyt het heylichdom niet [weder] uytgaen in den buytensten voorhof, maer aldaer hare kleederen henen leggen, in de welcke sy gedient hebben, want die zijn eene heylicheyt: ende sy sullen andere kleederen aentrecken, ende naederen tot het gene dat voor den volcke is.
15 Als hy nu de maten des binnensten huyses ge-eyndicht hadde, so bracht hy my uyt, des weegs nae de poorte die des weegs nae’t Oosten sach: ende hy matse rontom henen.
16 Hy mat de Oost- zijde met het meet-riet: vijf hondert rieten, met het meet-riet, rontom.
17 Hy mat de Noorder-zijde: vijf hondert rieten, met het meet-riet, rontom.
18 De Suyd-zijde mat hy: vijf hondert rieten, met het meet-riet.
19 Hy ginck om nae de West-zijde: [ende] hy mat vijf hondert rieten, met het meet-riet.
20 Hy mat het aende vier zijden; het hadde eenen muer rontom henen; de lengte was vijf hondert [rieten], ende de breette vijf hondert: om onderscheyt te maken tusschen het heylige ende onheylige.

Einde Ezechiël 42