Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 55 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 55

1 O Alle ghy dorstige, comt tot de wateren, ende ghy die geen gelt en hebt, comt koopt ende etet, ja comt coopt sonder geldt, ende sonder prijs wijn ende melck.
2 Waerom weecht ghylieden gelt uyt voor ’t gene dat geen broot en is? ende uwen arbeyt voor ’tgene dat niet versadigen en can? Hooret aendachtelick nae my, ende etet het goede, ende laet uwe ziele in vetticheyt haer verlusten.
3 Neycht uw’ oore, ende comt tot my, hoort, ende uwe ziele sal leven: want ick sal met u een eeuwich verbont maken, [ende u geven] de gewisse weldadicheden Davids.
4 Siet, ick hebbe hem [tot] een getuyge der volcken gegeven, eenen Vorst, ende gebieder der volcken.
5 Siet, ghy sult een volck roepen, dat ghy niet en kendet, ende het volck dat u niet en kende, sal tot u loopen, om des HEEREN uwes Godts wille, ende om des Heyligen Israëls wille, want hy heeft u verheerlickt.
6 Soeckt den HEERE terwijle hy te vinden is: roept hem aen terwijle dat hy nae by is.
7 De godtloose verlate sijnen wech, ende de ongerechtige man sijne gedachten: ende hy bekeere sich tot den HEERE, so sal hy hem sijner ontfermen: ende tot onsen Godt, want hy vergeeft menichvuldelick.
8 Want mijne gedachten en zijn niet u lieder gedachten, ende uwe wegen en zijn niet mijne wegen, spreeckt de HEERE.
9 Want [gelijck] de hemelen hooger zijn als de aerde: alsoo zijn mijne wegen hooger als uwe wegen, ende mijne gedachten dan u lieder gedachten.
10 Want gelijck de regen ende de snee van den hemel nederdaelt, ende derwaerts niet weder en keert; maer doorvochticht de aerde, ende maeckt dat sy voortbrenge ende uytspruyte, ende zaet geve den zaeyer, ende broot den eter:
11 Alsoo sal mijn woort, dat uyt mijnen monde uytgaet, [oock] zijn, ten sal niet ledich tot my wederkeeren: maer het sal doen ’tgene dat my behaecht, ende ’tsal voorspoedich zijn [in] ’t gene waer toe ick het sende.
12 Want in blijtschap sult ghylieden uyttrecken, ende met vrede voortgeleydt worden: de bergen ende heuvelen sullen geschal maken [met] vrolick gesanck, voor u aengesichte, ende alle boomen des velts sullen de handen t’samen klappen.
13 Voor eenen doorn sal een denneboom opgaen; voor een distel sal een myrtenboom opgaen: ende ’tsal den HEERE wesen tot eenen name, tot een eeuwich teecken, [dat] niet uytgeroeyt en sal worden.

Einde Jesaja 55