Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 34 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 34

1 NAedert ghy heydenen, om te hooren, ende ghy volckeren luystert toe: de aerde hoore, ende hare volheyt; de werelt, ende alles wat daer uyt voortkomt.
2 Want de verbolgentheyt des HEEREN is over alle de heydenen; ende grimmicheyt over al haer heyr: hy heeftse verbannen, hy heeftse ter slachtinge overgegeven.
3 Ende hare verslagene sullen wech geworpen worden, ende van hare doode lichamen sal haren stanck op gaen: ende de bergen sullen smelten van haren bloede.
4 Ende al het heyr der hemelen sal uyt-teeren, ende de hemelen sullen toegerolt worden, gelijck een boeck, ende al haer heyr sal af-vallen, gelijck een blat van den wijn-stock af-valt, ende gelijck [een vyge] afvalt van den vyge-boom.
5 Want mijn sweert is droncken geworden in den hemel: siet het sal ten oordeele neder-dalen op Edom, ende op het volck ’t welck ick verbannen hebbe.
6 Het sweert des HEEREN is vol van bloede, het is vet geworden van smeer, van den bloede der lammeren ende der bocken, van ’t smeer der nieren van de rammen: want de HEERE heeft een slacht-offer te Bozra, ende een groote slachtinge in den lande der Edomiten.
7 Ende de eenhoornen sullen met haer afgaen, ende de varren met de stieren, ende haer lant sal door droncken zijn van den bloede, ende haer stof sal van ’t smeer vet gemaeckt worden.
8 Want het sal zijn de dach der wrake des HEEREN, een jaer der vergeldingen, om Zions twist-sake.
9 Ende hare beken sullen in pick verkeert worden, ende haer stof in swevel: ja hare aerde sal tot brandenden peck worden.
10 Het en sal des nachts, noch des daechs niet uytgebluscht worden, tot in der eeuwicheyt sal haren roock op-gaen: van geslachte tot geslachte sal het woest zijn, tot in eeuwicheyt der eeuwicheden en sal niemant daer door gaen.
11 Maer de roerdomp ende nachtuyl sullen het erflick besitten, ende de schuyfuyt, ende de rave sal daer in woonen, want hy sal een richtsnoer der woesticheyt over haer trecken, ende een richt-loot der ledicheyt.
12 Hare Edele (doch sy en zijn daer niet) sullen sy [tot] het Coninckrijcke roepen, maer alle hare Vorsten sullen niets zijn.
13 Ende in hare palleysen sullen doornen opgaen, netelen, ende distelen in hare vestingen: ende ’t sal een wooninge der Draken zijn, een sale voor de jongen der struyssen.
14 Ende de wilde dieren der woestijnen sullen de wilde dieren der Eylanden [daer] ontmoeten, ende de duyvel sal sijnen metgeselle toeroepen: oock sal het nacht gedierte sich aldaer nedersetten, ende ’t sal een rustplaetse voor sich vinden.
15 Daer sal de wilde meerle nestelen ende leggen, ende hare jongen uytbicken, ende onder hare schaduwe vergaderen: oock sullen aldaer de gieren met malkanderen versamelt worden.
16 Soeckt in het boeck des HEEREN, ende leest: niet een van dese en salder feylen, ’t eene noch ’t ander en sal men missen: want mijn mont selve heeftet geboden, ende sijn Geest selve salse te samen brengen.
17 Want hy selve heeft voor haer het lot geworpen, ende sijne hant heeft het hen uytgedeylt met het richtsnoer: tot in der eeuwicheyt sullen sy dat erflick besitten, van geslachte tot geslachte sullen sy daer in woonen.

Einde Jesaja 34