Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 32 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 32

1 SIet een Coninck sal regeren in gerechticheyt: ende de Vorsten sullen heerschen nae recht.
2 Ende [dien] man sal zijn, als een verberginge tegen den wint, ende een schuyl-plaetse tegen den vloet: als water-beken in een dorre plaetse, als de schaduwe eenes swaren rotzsteens in een dorstich lant.
3 Ende de oogen der gener die sien, en sullen niet te rugge sien, ende de ooren der gener die hooren, sullen op mercken.
4 Ende het herte der onbedachtsamen sal de wetenschap verstaen: ende de tonge der stamelenden sal veerdich zijn, om bescheydentlick te spreken.
5 De dwaes en sal niet meer genoemt worden miltdadich: ende de gierige en sal niet [meer] milde geheeten worden.
6 Want een dwaes spreeckt dwaesheyt, ende sijn herte doet ongerechticheyt, om huychelerye te plegen, ende om dwalinge te spreken tegen den HEERE, om de ziele des hongerigen ledich te laten, ende den dorstigen dranck te doen ontbreken:
7 Ende eens gierigaerts gantsche gereetschap is quaet: hy beraetslaecht schendelicke verdichtselen, om de elendige te bederven met valsche redenen, ende het recht, als de arme spreeckt.
8 Maer een miltdadige beraetslaecht miltdadicheden, ende staet op miltdadicheden.
9 Staet op, ghy geruste wijven, hoort mijn stemme: ghy dochters die soo seker zijt, neemt mijne redenen ter oore.
10 [Veel] dagen over ’tjaer sult ghy beroert zijn, ghy [dochters] die soo seker zijt: want de wijn-oogst sal uyt zijn, daer en sal geen insamelinge komen.
11 Bevet ghy geruste [wijven] weest beroert [dochters] die soo seker zijt, treckt u uyt, ende ontbloott u, ende gordet [sacken] om uwe lendenen.
12 Men sal rouw-klagen over de borsten, over de gewenschte ackers, over de vruchtbare wijn-stocken.
13 Op het lant mijnes volcx sal de doorn [ende] de distel opgaen: ja op alle vreuchde-huysen, [in] de vrolick-huppelende stadt.
14 Want het palleys sal verlaten zijn, het gewoel der stadt sal ophouden, Ophel ende de wacht-torens sullen tot speloncken zijn, tot inder eeuwicheyt, een vreuchde der wout-eselen, een weyde der kudden.
15 Tot dat over ons uytgegoten worde de Geest uyt der hoochte: dan sal de woestijne tot een vruchtbaer velt worden, ende het vruchtbaer velt sal voor een wout geacht worden.
16 Ende het recht sal in de woestijne woonen, ende de gerechticheyt sal op het vruchtbaer velt verblijven.
17 Ende het werck der gerechticheyt sal vrede zijn: ende de werckinge der gerechticheyt, sal zijn gerusticheyt ende sekerheyt tot in eeuwicheyt.
18 Ende mijn volck sal in eene woonplaetse des vredes woonen, ende in wel-versekerde wooningen, ende in stille geruste plaetsen.
19 Maer het sal hagelen daermen afgaet in ’t wout, ende de stadt sal leege worden in de leechte.
20 Wel gelucksalich zijt ghylieden, die aen alle wateren zaeyt: ghy die den voet des osses ende des esels [derwaerts] henen sendet.

Einde Jesaja 32