Statenvertaling.nl

sample header image

Spreuken 9 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Spreuken 9

1 DE opperste Wijsheyt heeft haer huys gebouwt: sy heeft hare seven pilaren gehouwen.
2 Sy heeft haer slacht-vee geslacht, sy heeft haren wijn gemengt; oock heeftse hare tafel toegericht.
3 Sy heeft hare dienstmaechden uytgesonden: sy noodicht op de tinnen, der hoochten der stadt:
4 Wie is slecht? hy keere sich herwaerts: tot den verstandeloosen, seyt sy:
5 Comet, etet van mijn broot, ende drincket van den wijn, dien ick gemengt hebbe.
6 Verlatet de slechticheden, ende levet: ende tredet in den wech des verstants.
7 Wie den spotter tuchticht, behaelt sich schande; ende die den godtloosen bestraft, sijne schand-vlecke.
8 En bestraft den spotter niet, op dat hy u niet en hate: bestraft den wijsen, ende hy sal u lief hebben.
9 Leert den wijsen, so sal hy noch wijser worden: onderwijst den rechtveerdigen, so sal hy in leere toenemen.
10 De vreese des HEEREN is het beginsel der wijsheyt: ende de wetenschap der heyligen is verstant.
11 Want door my sullen uwe dagen vermenichvuldigen: ende jaren des levens sullen u toegedaen worden.
12 Indien ghy wijs zijt, ghy zijt wijs voor u selven: ende zijt ghy een spotter, ghy sult het alleen dragen.
13 Eene sotte Vrouwe is woelachtich, de slechticheyt [selve]; ende en weet niet met allen,
14 Ende sy sit aen de deure van haer huys; op eenen stoel, [op] de hooge plaetsen der stadt:
15 Om te roepen de gene, die [op] den wech voorby gaen, die hare paden recht maken, [seggende];
16 Wie is slecht? hy keere sich herwaerts: tot den verstandeloosen, seyt sy:
17 De gestolen wateren zijn soete; ende het verborgen broot is lieflick.
18 Maer hy en weet niet, dat aldaer doode zijn, hare genoodde zijn in de diepten der helle.

Einde Spreuken 9