Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 ALs ghy aengeseten sult zijn om met een Heerscher te eten; so sult ghy scherpelick letten op den genen die voor u aengesichte is. |
2 Ende set een mes aen uwe kele, indien ghy een gulsich mensche zijt. |
3 En laet u niet gelusten sijner smaecklicke spijsen: want het is een leugenachtich broot. |
4 En vermoeyt u niet om rijck te worden: staet af van uw’ vernuft. |
5 Sult ghy uwe oogen laten vliegen op ’t gene dat niet en is? want het sal sich gewisselick vleugelen maken; gelijck een arent, die nae den hemel vliecht. |
6 En eet het broot niet des genen die boos is van ooge, ende en weest niet belust sijner smaecklicke spijsen. |
7 Want gelijck hy bedacht heeft in sijne ziele, alsoo sal hy tot u seggen, Eet, ende drinckt; maer sijn herte en is niet met u: |
8 Uwe bete, die ghy gegeten hebt, soudt ghy uytspouwen; ende ghy soudt uwe lieflicke woorden verderven. |
9 En spreeckt niet voor de oore eens sots: want hy soude het verstant uwer woorden verachten. |
10 En set de oude pale niet te rugge: ende en komt op de ackeren der weesen niet: |
11 Want hare Verlosser is sterck: die sal hare twist-sake tegen u twisten. |
12 Begeeft uwe herte tot de tucht: ende uwe ooren tot de redenen der wetenschap. |
13 En weert de tucht van den jongen niet: als ghy hem met de roede sult slaen, en sal hy niet sterven: |
14 Ghy sult hem met de roede slaen, ende sijne ziele van de helle redden. |
15 Mijn sone, so uwe herte wijs is; mijn herte sal blijde zijn, ja ick. |
16 Ende mijne nieren sullen van vreuchde op springen; als uwe lippen billickheden spreken sullen. |
17 U herte en sy niet nijdich over de sondaren: maer zijt t’ allen dage in de vreese des HEEREN: |
18 Want sekerlick daer is eene belooninge: ende uwe verwachtinge en sal niet afgesneden worden. |
19 Hoort ghy, mijn sone, ende wort wijs: ende richtet uw’ herte op den wech. |
20 En zijt niet onder de wijnsuypers; nochte onder de vleesch-vreters. |
21 Want een suyper, ende vraet, sal arm worden: ende de sluymeringe doet verscheurde kleederen dragen: |
22 Hoort nae uwen vader, die u gewonnen heeft: ende en veracht uwe moeder niet, als sy out geworden is. |
23 Coopt de waerheyt, ende en verkooptse niet: [mitsgaders] wijsheyt, ende tucht, ende verstant. |
24 De vader des rechtveerdigen sal sich seer verheugen: ende die eenen wijsen [sone] gewint, sal sich over hem verblijden. |
25 Laet uwen vader sich verblijden, oock uwe moeder: ende laetse haer verheugen, die u gebaert heeft. |
26 Mijn sone, geeft my u herte: ende laet uwe oogen mijne wegen bewaren. |
27 Want eene hoere is een diepe gracht: ende eene vreemde vrouwe is een enge put. |
28 Oock loert sy als een roover: ende sy vermenichvuldicht de trouwloose onder de menschen. |
29 By wien is wee? by wien och armen? by wien kyvagien? by wien het geclach? by wien wonden sonder oorsake? by wien de rootheyt der oogen? |
30 By den genen, die by den wijn vertoeven: by den genen, die komen om gemengden dranck na te soecken. |
31 En siet den wijn niet aen als hy hem root vertoont; als hy in den beker sijne verwe geeft, [als] hy recht op gaet: |
32 [In] sijn eynde sal hy als een slange bijten, ende steken als een adder. |
33 Uwe oogen sullen nae vreemde vrouwen sien; ende u herte sal verkeertheden spreken. |
34 Ende ghy sult zijn, gelijck een die in’t herte van de zee slaept; ende gelijck een die in’t opperste van de mast slaept. |
35 Men heeft my geslagen, [sult ghy seggen] ick en ben niet sieck geweest: men heeft my gebeuckt, ick en hebb’et niet gevoelt: wanneer sal ick opwaken? ick sal hem noch meer soecken. |