Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 MIjn soon, so ghy mijne redenen aenneemt; ende mijne geboden by u wech legt: |
2 Om uwe ooren nae wijsheyt te doen opmercken, [so] ghy u herte tot verstandicheyt neycht: |
3 Ia so ghy tot het verstant roept; uwe stemme verheft tot de verstandicheyt: |
4 So ghyse soeckt als silver, ende na-speurt als verborgene schatten: |
5 Dan sult ghy de vreese des HEEREN verstaen; ende sult de kennisse Godts vinden. |
6 Want de HEERE geeft wijsheyt; uyt sijnen mont [komt] kennisse, ende verstant. |
7 Hy legt wech voor de oprechte een bestendich wesen: Hy is een schilt den genen, die oprechtelick wandelen: |
8 Op dat sy de paden des rechts houden: ende hy sal den wech sijner gunstgenooten bewaren. |
9 Dan sult ghy verstaen gerechticheyt, ende recht, ende billickheden: [ende] allen goeden padt. |
10 Als de wijsheyt in u herte sal gekomen zijn, ende de wetenschap voor uwe ziele sal lieflick zijn; |
11 So sal de bedachtsaemheyt over u de wacht houden; de verstandicheyt sal u behoeden. |
12 Om u te redden vanden quaden wech; van den man, die verkeertheden spreeckt: |
13 [Vande gene] die de paden der oprechticheyt verlaten; om te gaen in de wegen der duysternisse. |
14 Die blijde zijn in’t quaet doen; verheugen sich inde verkeertheden des quaden: |
15 Der welcker paden verkeert zijn; ende afwijckende in hare sporen: |
16 Om u te redden vande vreemde vrouwe; vande onbekende, [die] met hare redenen vleyt: |
17 Die den leydsman harer jonckheyt verlaet, ende ’t verbont haers Godts vergeet. |
18 Want haer huys helt nae den doot, ende hare paden nae de overledene. |
19 Alle die tot haer ingaen, en sullen niet wederkomen; ende en sullen de paden des levens niet aen-treffen. |
20 Op dat ghy wandelt op den wech der goeden, ende houdt de paden der rechtveerdigen. |
21 Want de vroome sullen de aerde bewoonen, ende de oprechte sullen daer in overblijven. |
22 Maer de godtloose sullen van de aerde uytgeroeyt werden, ende de trouwloose sullender van uytgeruckt werden. |