Statenvertaling.nl

sample header image

Spreuken 2 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Spreuken 2

1 MIjn soon, so ghy mijne redenen aenneemt; ende mijne geboden by u wech legt:
2 Om uwe ooren nae wijsheyt te doen opmercken, [so] ghy u herte tot verstandicheyt neycht:
3 Ia so ghy tot het verstant roept; uwe stemme verheft tot de verstandicheyt:
4 So ghyse soeckt als silver, ende na-speurt als verborgene schatten:
5 Dan sult ghy de vreese des HEEREN verstaen; ende sult de kennisse Godts vinden.
6 Want de HEERE geeft wijsheyt; uyt sijnen mont [komt] kennisse, ende verstant.
7 Hy legt wech voor de oprechte een bestendich wesen: Hy is een schilt den genen, die oprechtelick wandelen:
8 Op dat sy de paden des rechts houden: ende hy sal den wech sijner gunstgenooten bewaren.
9 Dan sult ghy verstaen gerechticheyt, ende recht, ende billickheden: [ende] allen goeden padt.
10 Als de wijsheyt in u herte sal gekomen zijn, ende de wetenschap voor uwe ziele sal lieflick zijn;
11 So sal de bedachtsaemheyt over u de wacht houden; de verstandicheyt sal u behoeden.
12 Om u te redden vanden quaden wech; van den man, die verkeertheden spreeckt:
13 [Vande gene] die de paden der oprechticheyt verlaten; om te gaen in de wegen der duysternisse.
14 Die blijde zijn in’t quaet doen; verheugen sich inde verkeertheden des quaden:
15 Der welcker paden verkeert zijn; ende afwijckende in hare sporen:
16 Om u te redden vande vreemde vrouwe; vande onbekende, [die] met hare redenen vleyt:
17 Die den leydsman harer jonckheyt verlaet, ende ’t verbont haers Godts vergeet.
18 Want haer huys helt nae den doot, ende hare paden nae de overledene.
19 Alle die tot haer ingaen, en sullen niet wederkomen; ende en sullen de paden des levens niet aen-treffen.
20 Op dat ghy wandelt op den wech der goeden, ende houdt de paden der rechtveerdigen.
21 Want de vroome sullen de aerde bewoonen, ende de oprechte sullen daer in overblijven.
22 Maer de godtloose sullen van de aerde uytgeroeyt werden, ende de trouwloose sullender van uytgeruckt werden.

Einde Spreuken 2