Statenvertaling.nl

sample header image

Spreuken 18 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Spreuken 18

1 DIe sich afsondert, tracht nae wat begeerlicks: hy vermengt sich in alle bestendige wijsheyt.
2 De sot en heeft geenen lust in verstandicheyt; maer daer in dat sijn herte sich ontdeckt.
3 Als de godtloose komt, komt oock de verachtinge; ende met schande, versmaetheyt.
4 De woorden van den mont eens mans zijn diepe wateren: ende de sprinck-ader der wijsheyt is eene uytstortende beke.
5 Het en is niet goet het aengesichte des godtloosen aen te nemen; om den rechtveerdigen in’t gerichte te buygen.
6 De lippen des sots komen in twist: ende sijn mont roept nae slagen.
7 De mont des sots is hem selven eene verstooringe; ende sijne lippen een strick sijner ziele.
8 De woorden des oorblasers zijn als der gener, die geslagen zijn: ene die dalen in het binnenste des buycks.
9 Oock die sich slap aenstelt in sijn werck; die is een broeder van een door-brenger.
10 De Naem des HEEREN is eene stercke toren: de rechtveerdige sal daer henen loopen, ende in een hooch vertreck gestelt worden.
11 Des rijcken goet is de stadt sijner sterckte: ende als een verheven muer in sijne inbeeldinge.
12 Door de verbrekinge sal des menschen herte sich verheffen: ende de nedericheyt gaet voor de eere.
13 Die antwoorde geeft, eer hy sal gehoort hebben; dat is hem dwaesheyt, ende schande.
14 De geest eens mans sal sijne kranckheyt ondersteunen: maer eenen verslagenen geest, wie sal dien opheffen?
15 Het herte des verstandigen becomt wetenschap: ende de oore der wijsen soeckt wetenschap.
16 De gifte des menschen maeckt hem ruymte: ende sy geleydt hem voor het aengesichte der Grooten.
17 Die de eerste is in sijne twist-sake, [schijnt] rechtveerdich te zijn: maer sijn naeste komt, ende hy ondersoeckt hem.
18 Het lot doet de geschillen ophouden; ende maeckt scheydinge tusschen machtige.
19 Een broeder is wederspanniger dan eene stercke stadt: ende de geschillen zijn als de grendel van een paleys.
20 Van yeders monts vrucht sal sijn buyck versadicht worden: hy sal versadicht worden vande inkomste sijner lippen.
21 Doot, ende leven zijn in het gewelt der tonge: ende een yeder, diese lief heeft, sal hare vrucht eten.
22 Wie eene vrouwe gevonden heeft, heeft eene goede sake gevonden: ende hy heeft wel-gevallen getrocken van den HEERE.
23 De arme spreeckt smeeckingen: maer de rijcke antwoordt harde dingen.
24 Een man die vrienden heeft, heeft sich vriendelick te houden: want daer is een lief-hebber, die meer aenkleeft dan een broeder.

Einde Spreuken 18