Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 9 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 9

1 EEn Psalm Davids, voor den Oppersang-meester, op Muth Labben.
2 Ick sal den HEERE loven met mijn gantsche herte; Ick sal alle uwe wonderen vertellen.
3 In u sal ick my verblijden, ende van vreuchde opspringen; Ick sal uwen Naem psalmsingen, ô Alderhoochste.
4 Om dat mijne vyanden achterwaerts gekeert, gevallen, ende vergaen zijn van u aengesichte.
5 Want ghy hebt mijn recht ende mijne rechts sake afgedaen: Ghy hebt geseten op den Throon, o Richter der gerechticheyt.
6 Ghy hebt de Heydenen gescholden, den godtloosen verdaen, haren naem uytgedelcht, tot in eeuwicheyt ende altoos.
7 O vyant, zijn de verwoestingen voleyndt in eeuwicheyt? ende hebt ghy de steden uytgeroeyt? haerlieder gedachtenisse is [met] hen vergaen.
8 Maer de HEERE sal in eeuwicheyt sitten; hy heeft sijnen Throon bereydt ten gerichte.
9 Ende hy selfs sal de werelt richten in gerechticheyt, ende de volcken oordeelen in rechtmaticheden.
10 Ende de HEERE sal een hooch vertreck zijn voor den verdruckten; een hooch vertreck in tijden van benautheyt.
11 Ende die uwen Naem kennen, sullen op u vertrouwen, om dat ghy, HEERE, niet en hebt verlaten de gene die u soecken.
12 Psalm-singet den HEERE, die te Zion woont; verkondiget onder de volcken sijne daden.
13 Want hy soeckt de bloetstortingen, hy gedenckt der selver: hy en vergeet het geroep der elendigen niet.
14 Zijt my genadich, HEERE, siet mijne elende aen, van mijne haters [my aengedaen]; ghy die my verhoogt uyt de poorten des doots:
15 Op dat ick uwen gantschen lof in de poorten der dochter Zions vertelle; dat ick my verheuge in u heyl.
16 De heydenen zijn gesoncken inde groeve, [die] sy gemaeckt hadden; haerlieder voet is gevangen in’t net, dat sy verborgen hadden.
17 De HEERE is bekent geworden; hy heeft Recht gedaen: de godtloose is verstrickt in’t werck sijner handen; Higgajon, Sela!
18 De godtloose sullen te rugge keeren nae de helle toe; alle Godt-vergetende Heydenen.
19 Want de nootdurftige en sal niet voor altoos vergeten worden, [noch] de verwachtinge der elendigen in eeuwicheyt verloren zijn.
20 Staet op, HEERE, laet den mensche sich niet verstercken; Laet de Heydenen voor u aengesichte geoordeelt worden.
21 O HEERE, jaecht hen vreese aen; laet de Heydenen weten, [dat] sy menschen zijn, Sela!

Einde Psalm 9