Psalm 127 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Psalm 127
1 EEn Liedt Hammaaloth, van Salomo. So de HEERE het Huys niet en bouwt, te vergeefs arbeyden des selven bouwlieden daer aen: so de HEERE de Stadt niet en bewaert, te vergeefs waeckt de wachter. |
2 ’T is te vergeefs dat ghylieden vroech opstaet, late op blijft, etet broot der smerten: ’t is alsoo, dat hy ’t sijnen beminden [als in] den slaep geeft. |
3 Siet, de kinderen zijn een erfdeel des HEEREN: des buycks vrucht is een belooninge. |
4 Gelijck de pijlen zijn inde hant eenes Helts: sodanich zijn de sonen der jeucht. |
5 Welgeluckich is de man, die sijnen pijl-koker met de selve gevult heeft: sy en sullen niet beschaemt worden, als sy met de vyanden spreken sullen in de poorte. |
Einde Psalm 127