Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 VOorder antwoordde Elihu, ende seyde: |
2 Hooret ghy wijse, mijne woorden: ende ghy verstandige, neyget de ooren nae my. |
3 Want de oore proeft de woorden: gelijck het gehemelte de spijse smaeckt. |
4 Laet ons kiesen voor ons dat recht is: laet ons kennen onder ons, wat goet is. |
5 Want Iob heeft geseyt, Ick ben rechtveerdich: ende Godt heeft mijn recht wechgenomen: |
6 Ick moet liegen in mijn recht: mijn pijl is smertelick sonder overtredinge. |
7 Wat man isser gelijck Iob? hy drinckt de bespottinge in als water? |
8 Ende gaet over wech in geselschap met de werckers der ongerechticheyt: ende wandelt met godtloose lieden? |
9 Want hy heeft geseyt; Ten baet een man niet, als hy welbehagen heeft aen Godt. |
10 Daerom ghy lieden van verstande hooret nae my; verre zy Godt van godtloosheyt, ende de Almachtige van onrecht. |
11 Want [nae] het werck des menschen vergeldt hy hem: ende nae eens yeders wech doet hy’t hem vinden. |
12 Oock waerlick Godt en handelt niet godtlooslick: ende de Almachtige verkeert het recht niet. |
13 Wie heeft hem gestelt over de aerde? ende wie heeft de gantsche werelt geschickt? |
14 Indien hy sijn herte tegens hem settede, sijnen geest, ende sijnen adem soude hy tot sich vergaderen: |
15 Alle vleesch soude te gelijcke den geest geven: ende de mensche soude tot stof wederkeeren. |
16 Soder dan verstant [by u] is, hoort dit: neycht de ooren tot de stemme mijner woorden. |
17 Soude hy oock, die het recht haet, [den gewonden] verbinden? ende soudt ghy den seer rechtveerdigen verdoemen? |
18 Soudemen tot eenen Coninck seggen, Ghy Belial; tot de Princen, Ghy godtloose? |
19 [Hoe dan tot dien], die het aengesichte der Vorsten niet aen en neemt, ende de rijcke voor den armen niet en kent? want sy zijn alle sijner handen werck. |
20 In een oogenblick stervense, selfs ter middernacht wort een volck geschuddet, dattet doorgaet: ende de machtige wort wechgenomen sonder hant. |
21 Want sijne oogen zijn op yeders wegen: ende hy siet alle sijne treden. |
22 Daer en is geene duysternisse, ende daer en is geene schaduwe des doots: dat aldaer de werckers der ongerechticheyt sich verbergen mochten. |
23 Gewisselick hy en legt den mensche niet te veel op; dat hy tegen Godt in’t gerichte soude mogen treden. |
24 Hy vermorselt de geweldige datmen ’t niet doorsoecken en kan; ende stelt andere in hare plaetse: |
25 Daerom [dat] hy hare wercken kent; so keert hyse des nachts om, ende sy worden verbrijselt. |
26 Hy kloptse t’ samen als godtloose, in een plaetse, [daer] aenschouwers zijn: |
27 Daerom datse van achter hem afgeweken zijn; ende geene sijner wegen verstaen en hebben: |
28 Op dat hy op hem het geroep des armen brenge; ende het geroep der elendigen verhoore. |
29 Als hy stillet, wie sal dan beroeren? als hy het aengesichte verbergt, wie sal hem dan aenschouwen, soo wel voor een volck, als voor eenen mensche alleen? |
30 Op dat de huychelachtige mensche niet [meer] en regere; [ende] geene stricken des volcks en zijn. |
31 Sekerlick, heeft hy tot Godt geseyt? Ick hebbe [uwe straffe] verdragen, ick en sal ’t niet verderven. |
32 Behalven [dat] ick sie, leert ghy my: heb’ ick onrecht gewrocht, ick en sal’t niet meer doen. |
33 Sal ’t van u zijn, hoe hy yet vergelden sal, dewijle ghy [hem] versmaet? soudt ghy dan verkiesen, ende niet ick? wat weet ghy dan? spreeckt. |
34 De lieden van verstande sullen met my seggen, ende een wijs man sal nae my hooren: |
35 [Dat] Iob niet met wetenschap gesproken en heeft, ende sijne woorden niet met kloeck verstant geweest en zijn. |
36 Mijn Vader, laet Iob beproeft worden tot den eynde toe, om [sijner] antwoorden wille onder de ongerechtige lieden. |
37 Want tot sijne sonde soude hy noch overtredinge byvoegen; hy soude onder ons in de handen klappen: ende hy soude sijne redenen vermenichvuldigen tegen Godt. |