Statenvertaling.nl

sample header image

Job 12 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Job 12

1 MAer Iob antwoordde, ende seyde:
2 Trouwens, om dat ghy lieden het volck zijt; so sal de wijsheyt met u lieden sterven:
3 Ick hebbe oock een herte even als ghy lieden, ick en swichte niet voor u: ende by wien en zijn niet dergelijcke dingen?
4 Ick ben’t [die] sijnen vrient een spot is, [maer] roepende tot Godt, die hem verhoort: de rechtveerdige, [ende] oprechte is een spot.
5 Hy is een verachtte fackel, nae de meyninge des genen die gerust is: hy is gereet met de voet te struyckelen.
6 De tenten der verwoesters hebben ruste, ende die Godt tergen hebben versekertheden, om ’tgene dat Godt met sijne hant toebrengt:
7 Ende waerlick vraecht doch de beesten, ende elck een van die sal’t u leeren: ende het gevogelte des Hemels, dat sal’t u te kennen geven.
8 Ofte spreeckt tot de aerde, ende sy sal’t u leeren: oock sullen’t u de visschen der zee vertellen.
9 Wie en weet niet uyt alle dese, dat de hant des HEEREN dit doet?
10 In wiens hant de ziele is van al dat leeft, ende de geest van alle vleesch des menschen.
11 Sal niet de oore de woorden proeven, gelijck het gehemelte voor sich de spijse smaeckt?
12 In de stock-oude is de wijsheyt; ende in de lanckheyt der dagen het verstant.
13 By hem is wijsheyt, ende macht: hy heeft raet, ende verstant.
14 Siet, hy breeckt af, ende ’t en sal niet herbouwt worden: hy besluyt yemant, ende daer en sal niet open gedaen worden.
15 Siet, hy houdt de wateren op, ende sy droogen uyt: oock laet hyse uyt, ende sy keeren de aerde om.
16 By hem is kracht, ende wijsheyt: sijne is de dwalende, ende die doet dwalen.
17 Hy voert de Raets-heeren berooft wech: ende de Richters maeckt hy uytsinnich.
18 Den bant der Coningen maeckt hy los: ende hy bindt den gordel aen hare lendenen.
19 Hy voert de Overste berooft wech: ende de Machtige keert hy om.
20 Hy beneemt den getrouwen de sprake: ende der Ouden oordeel neemt hy wech.
21 Hy giet verachtinge over de Princen uyt: ende hy verslapt den riem der geweldigen.
22 Hy openbaert de diepten uyt de duysternisse, ende des doots schaduwe brengt hy voort in’t licht.
23 Hy vermenichvuldicht de volckeren, ende verderftse: hy breydt de volckeren uyt, ende leydtse.
24 Hy neemt het herte van de Hoofden des volcks der aerde wech, ende doetse dwalen in’t woeste daer geen wech en is.
25 Sy tasten in de duysternisse, daer geen licht en is: ende hy doetse dwalen, als eenen dronckaert.

Einde Job 12