Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 20 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Kronieken 20

1 ’T geschiedde nu ten tijde der wederkomste des jaers, ten tijde als de Coningen uyt-trocken, so voerde Ioab de heyr-kracht, ende hy verdorf der kinderen Ammons lant, ende hy quam, ende belegerde Rabba, maer David bleef te Ierusalem: ende Ioab sloech Rabba, ende verwoestese.
2 Ende David nam de kroone hares Conincks van sijn hooft, ende hy bevontse in gewichte een talent gouts, ende daer was edel-gesteente aen: ende sy wert op Davids hooft [gesett]: ende hy voerde seer veel roofs uyt de Stadt.
3 Hy voerde oock het volck uyt dat daer in was, ende hy saegdese met der sage, ende met yseren dorsch-wagens, ende met bylen, ende alsoo dede David alle de steden der kinderen Ammons: Doe keerde David wederom, met al het volck, nae Ierusalem.
4 Ende ’t geschiedde daer na, als de crijch met Philistijnen te Gazer opstont: doe sloech Sibbechai de Husathiter Sippai, die van de kinderen Rapha was, ende sy wierden t’ondergebracht.
5 Daerna wasser noch een krijch tegen de Philistijnen, ende Elhanan de sone Iaïrs versloech Lachmi den broeder Goliats des Gethiters, wiens spiessen-hout was als een wevers-boom.
6 Daerna wasser noch een crijch te Gath: ende daer was een seer lanck man, ende sijne vingeren waren ses en sesse, vier en twintich, ende hy was oock Rapha geboren.
7 Ende hy hoonde Israël: maer Ionathan de sone Simea des broeders Davids versloech hem.
8 Dese waren Rapha geboren te Gath: ende sy vielen door de hant Davids, ende door de hant sijner knechten.

Einde 1 Kronieken 20