Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 14 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Kronieken 14

1 DOe sondt Hiram de Coninck van Tyrus boden tot David, ende cederen hout, ende metselaers, ende timmer-lieden: dat sy hem een huys bouwden.
2 Ende David merckte dat hem de HEERE tot Coninck bevesticht hadde over Israël: want sijn Coninckrijcke wert ten hoochsten verheven om sijns volcx Israëls wille.
3 Ende David nam meer wyven te Ierusalem: ende David gewan meer sonen ende dochteren.
4 Dit nu zijn de namen der kinderen, die hy te Ierusalem hadde: Sammua, ende Sobab, Nathan, ende Salomo.
5 Ende Abchar, ende Elisua, ende Elpelet.
6 Ende Noga, ende Nepheg, ende Iaphia.
7 Ende Elisama, ende Beëljada, ende Eliphelet.
8 Doe de Philistijnen hoorden, dat David ten Coninck gesalft was over het gantsche Israël, so togen alle de Philistijnen op om David te soecken: Doe David dat hoorde, so tooch hy uyt tegen haer.
9 Doe de Philistijnen quamen, so spreydden sy haer uyt in de leechte van Rephaim.
10 Doe vraechde David Godt, seggende, Sal ick op-trecken tegen de Philistijnen, ende sult ghyse in mijne hant geven? Ende de HEERE seyde tot hem, Treckt op, want ick salse in uwe hant geven.
11 Doe sy nu optogen nae Baal-Perazim, so sloechse David daer, ende David seyde, Godt heeft mijne vyanden door mijne hant gescheurt, als een scheure der wateren: daerom noemden sy den name der selver plaetse Baal-Perazim.
12 Ende daer lieten sy hare Goden, ende David geboodt, ende sy wierden met vyere verbrant.
13 Doch de Philistijnen voeren noch voort, ende sy verspreydden haer in dat dal.
14 Ende David vraechde Godt noch eens, ende Godt seyde tot hem, Ghy en sult niet op-trecken achter hen henen: [maer] omcingeltse van boven, ende comt tot haer tegen over de Moer-besye-boomen.
15 Ende ’tsal geschieden, als ghy hoort het geruysch van eenen ganck in de toppen der moer-besye-boomen, komt dan uyt ten strijde: want Godt sal voor u aengesichte uytgegaen zijn, om het leger der Philistijnen te slaen.
16 David nu dede gelijck als hem Godt geboden hadde: ende sy sloegen het heyr der Philistijnen van Gibeon af tot aen Gazer.
17 Also ginck Davids name uyt in alle die landen: ende de HEERE gaf sijne verschrickinge over alle die Heydenen.

Einde 1 Kronieken 14