Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | De engelen met de laatste plagen |
1 Καὶ εἶδον ἄλλο σημεῖον ἐν τῷ οὐρανῷ μέγα καὶ θαυμαστόν, ἀγγέλους ἑπτὰ ἔχοντας πληγὰς ἑπτὰ τὰς ἐσχάτας, ὅτι ἐν αὐταῖς ἐτελέσθη ὁ θυμὸς τοῦ Θεοῦ. | | 1 EN ik zag een ander groot en wonderlijk teken in den hemel, namelijk
zeven engelen, hebbende ade zeven laatste plagen; want in deze is de toorn Gods geëindigd. a Openb. 11:14. a Openb. 11:14 Het tweede wee is weggegaan; zie, het derde wee komt haast. |
2 Καὶ εἶδον ὡς θάλασσαν ὑαλίνην μεμιγμένην πυρί, καὶ τοὺς νικῶντας ἐκ τοῦ θηρίου καὶ ἐκ τῆς εἰκόνος αὐτοῦ καὶ ἐκ τοῦ χαράγματος αὐτοῦ, ἐκ τοῦ ἀριθμοῦ τοῦ ὀνόματος αὐτοῦ, ἑστῶτας ἐπὶ τὴν θάλασσαν τὴν ὑαλίνην, ἔχοντας κιθάρας τοῦ Θεοῦ. | | 2 En ik zag bals een glazen zee met vuur gemengd, en die de overwinning hadden van het beest en van zijn beeld, en van zijn merkteken en van het getal zijns naams, welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods. b Openb. 4:6. b Openb. 4:6 En voor den troon was een glazen zee, kristal gelijk. En in het midden des troons en rondom den troon vier dieren, zijnde vol ogen van voren en van achteren. |
3 καὶ ᾄδουσι τὴν ᾠδὴν Μωσέως *δούλου τοῦ Θεοῦ, καὶ τὴν ᾠδὴν τοῦ ἀρνίου, λέγοντες, Μεγάλα καὶ θαυμαστὰ τὰ ἔργα σου, Κύριε ὁ Θεὸς ὁ παντοκράτωρ· δίκαιαι καὶ ἀληθιναὶ αἱ ὁδοί σου, ὁ βασιλεὺς τῶν ἁγίων. * δούλου St, B, Elz, M-pt | τοῦ δούλου Sc, M-pt | | 3 En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: cGroot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God; drechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen. c Ps. 111:2; 139:14. d Ps. 145:17. c Ps. 111:2 Gimel. De werken des HEEREN zijn groot; Daleth. zij worden gezocht van allen die er lust in hebben. Ps. 139:14 Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken; ook weet het mijn ziel zeer wel. d Ps. 145:17 Tsade. De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen, en goedertieren in al Zijn werken. |
4 τίς οὐ μὴ φοβηθῇ σε, Κύριε, καὶ δοξάσῃ τὸ ὄνομά σου; ὅτι μόνος ὅσιος· ὅτι πάντα τὰ ἔθνη ἥξουσι καὶ προσκυνήσουσιν ἐνώπιόν σου, ὅτι τὰ δικαιώματά σου ἐφανερώθησαν. | | 4 eWie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Want Gij zijt alleen heilig; want alle volken zullen komen en voor U aanbidden; want Uw oordelen zijn openbaar geworden. e Jer. 10:7. e Jer. 10:7 Wie zou U niet vrezen, Gij Koning der heidenen? Want het komt U toe; omdat toch onder alle wijzen der heidenen en in hun ganse koninkrijk niemand U gelijk is. |
5 Καὶ μετὰ ταῦτα εἶδον, καὶ ἰδού, ἠνοίγη ὁ ναὸς τῆς σκηνῆς τοῦ μαρτυρίου ἐν τῷ οὐρανῷ· | | 5 En na dezen zag ik, en zie, fde tempel van den tabernakel der getuigenis in den hemel werd geopend. f Openb. 11:19. f Openb. 11:19 En de tempel Gods in den hemel is geopend geworden, en de Ark Zijns verbonds is gezien in Zijn tempel; en er werden bliksemen en stemmen en donderslagen en aardbeving en grote hagel. |
6 καὶ ἐξῆλθον οἱ ἑπτὰ ἄγγελοι ἔχοντες τὰς ἑπτὰ πληγὰς ἐκ τοῦ ναοῦ, ἐνδεδυμένοι λίνον καθαρὸν καὶ λαμπρόν, καὶ περιεζωσμένοι περὶ τὰ στήθη ζώνας χρυσᾶς. | | 6 En de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit den tempel, bekleed met rein en blinkend lijnwaad, en gomgord om de borst met gouden gordels. g Openb. 1:13. g Openb. 1:13 En in het midden van de zeven kandelaren Een, den Zoon des mensen gelijk zijnde, bekleed met een lang kleed tot de voeten, en omgord aan de borsten met een gouden gordel; |
7 καὶ ἓν ἐκ τῶν τεσσάρων ζώων ἔδωκε τοῖς ἑπτὰ ἀγγέλοις ἑπτὰ φιάλας χρυσᾶς γεμούσας τοῦ θυμοῦ τοῦ Θεοῦ τοῦ ζῶντος εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων. | | 7 En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft. |
8 καὶ ἐγεμίσθη ὁ ναὸς καπνοῦ ἐκ τῆς δόξης τοῦ Θεοῦ, καὶ ἐκ τῆς δυνάμεως αὐτοῦ· καὶ οὐδεὶς ἠδύνατο εἰσελθεῖν εἰς τὸν ναόν, ἄχρι τελεσθῶσιν αἱ ἑπτὰ πληγαὶ τῶν ἑπτὰ ἀγγέλων. | | 8 En de tempel werd hvervuld met rook uit de heerlijkheid Gods, en uit Zijn kracht; en niemand kon in den tempel ingaan, totdat de zeven plagen der zeven engelen geëindigd waren. h Ex. 40:34. 1 Kon. 8:10. Jes. 6:4. h Ex. 40:34 Toen bedekte de wolk de tent der samenkomst, en de heerlijkheid des HEEREN vervulde den tabernakel; 1 Kon. 8:10 En het geschiedde als de priesters uit het heilige uitgingen, dat een wolk het huis des HEEREN vervulde. Jes. 6:4 Zodat de posten der dorpels zich bewogen van de stem des roependen; en het huis werd vervuld met rook. |