Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Handelingen 23 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Handelingen 23

1 Ἀτενίσας δὲ ὁ Παῦλος τῷ συνεδρίῳ εἶπεν, Ἄνδρες ἀδελφοί, ἐγὼ πάσῃ συνειδήσει ἀγαθῇ πεπολίτευμαι τῷ Θεῷ ἄχρι ταύτης τῆς ἡμέρας. 1 EN Paulus de ogen op den Raad houdende, zeide: Mannen broeders, aik heb met alle goede consciëntie voor God gewandeld tot op dezen dag. a Hand. 24:16. verwijsteksten
2 ὁ δὲ ἀρχιερεὺς Ἀνανίας ἐπέταξε τοῖς παρεστῶσιν αὐτῷ τύπτειν αὐτοῦ τὸ στόμα. 2 bMaar de hogepriester Ananías beval dengenen die bij hem stonden, dat zij hem op den mond zouden slaan. b 1 Kon. 22:24. Jer. 20:2. Joh. 18:22. verwijsteksten
3 τότε ὁ Παῦλος πρὸς αὐτὸν εἶπε, Τύπτειν σε μέλλει ὁ Θεός, τοῖχε κεκονιαμένε· καὶ σὺ κάθῃ κρίνων με κατὰ τὸν νόμον, καὶ παρανομῶν κελεύεις με τύπτεσθαι; 3 Toen zeide Paulus tot hem: God zal u slaan, gij gewitte wand. cZit gij ook om mij te oordelen naar de wet, en beveelt gij tegen de wet, dat men mij zal slaan? c Deut. 17:9. verwijsteksten
4 οἱ δὲ παρεστῶτες εἶπον, Τὸν ἀρχιερέα τοῦ Θεοῦ λοιδορεῖς; 4 En die daarbij stonden, zeiden: Scheldt gij den hogepriester Gods?
5 ἔφη τε ὁ Παῦλος, Οὐκ ᾔδειν, ἀδελφοί, ὅτι ἐστὶν ἀρχιερεύς· γέγραπται γάρ, Ἄρχοντα τοῦ λαοῦ σου οὐκ ἐρεῖς κακῶς. 5 En Paulus zeide: Ik wist niet, broeders, dat het de hogepriester was; want er is geschreven: dDen overste uws volks zult gij niet vloeken. d Ex. 22:28. verwijsteksten
6 γνοὺς δὲ ὁ Παῦλος ὅτι τὸ ἓν μέρος ἐστὶ Σαδδουκαίων, τὸ δὲ ἕτερον Φαρισαίων, ἔκραξεν ἐν τῷ συνεδρίῳ, Ἄνδρες ἀδελφοί, ἐγὼ Φαρισαῖός εἰμι, υἱὸς Φαρισαίου· περὶ ἐλπίδος καὶ ἀναστάσεως νεκρῶν ἐγὼ κρίνομαι. 6 En Paulus wetende dat het ene deel was van de sadduceeën en het andere van de farizeeën, riep in den Raad: Mannen broeders, eik ben een farizeeër, eens farizeeërs zoon; ik word over de hoop en opstanding der doden geoordeeld. e Hand. 24:21; 26:6. Filipp. 3:5. verwijsteksten
7 τοῦτο δὲ αὐτοῦ λαλήσαντος, ἐγένετο στάσις τῶν Φαρισαίων καὶ τῶν Σαδδουκαίων, καὶ ἐσχίσθη τὸ πλῆθος. 7 En als hij dit gesproken had, ontstond er tweedracht tussen de farizeeën en de sadduceeën, en de menigte werd verdeeld.
8 Σαδδουκαῖοι μὲν γὰρ λέγουσι μὴ εἶναι ἀνάστασιν, μηδὲ ἄγγελον, μήτε πνεῦμα· Φαρισαῖοι δὲ ὁμολογοῦσι τὰ ἀμφότερα. 8 fWant de sadduceeën zeggen dat er geen opstanding is, noch engel, noch geest, maar de farizeeën belijden het beide. f Matth. 22:23. Mark. 12:18. Luk. 20:27. verwijsteksten
9 ἐγένετο δὲ κραυγὴ μεγάλη· καὶ ἀναστάντες οἱ γραμματεῖς τοῦ μέρους τῶν Φαρισαίων διεμάχοντο λέγοντες, Οὐδὲν κακὸν εὑρίσκομεν ἐν τῷ ἀνθρώπῳ τούτῳ· εἰ δὲ πνεῦμα ἐλάλησεν αὐτῷ ἢ ἄγγελος, μὴ θεομαχῶμεν. 9 En er geschiedde een groot geroep; en de schriftgeleerden van de zijde der farizeeën stonden op en streden, zeggende: gWij vinden geen kwaad in dezen mens; en indien een geest tot hem gesproken heeft of een engel, laat ons tegen God niet strijden. g Hand. 25:25; 26:31. verwijsteksten
10 πολλῆς δὲ γενομένης στάσεως, εὐλαβηθεὶς ὁ χιλίαρχος μὴ διασπασθῇ ὁ Παῦλος ὑπ’ αὐτῶν, ἐκέλευσε τὸ στράτευμα καταβὰν ἁρπάσαι αὐτὸν ἐκ μέσου αὐτῶν, ἄγειν τε εἰς τὴν παρεμβολήν. 10 En als er grote tweedracht ontstaan was, de overste vrezende dat Paulus van hen verscheurd mocht worden, gebood dat het krijgsvolk zou afkomen en hem uit het midden van hen wegrukken en in de legerplaats brengen.
11 Τῇ δὲ ἐπιούσῃ νυκτὶ ἐπιστὰς αὐτῷ ὁ Κύριος εἶπε, Θάρσει Παῦλε· ὡς γὰρ διεμαρτύρω τὰ περὶ ἐμοῦ εἰς Ἱερουσαλήμ, οὕτω σε δεῖ καὶ εἰς Ῥώμην μαρτυρῆσαι. 11 hEn den volgenden nacht stond de Heere bij hem, en zeide: Heb goeden moed, Paulus; want gelijk gij te Jeruzalem van Mij betuigd hebt, alzo moet gij ook te Rome getuigen. h Hand. 18:9. verwijsteksten
  
Een samenzwering der Joden
12 Γενομένης δὲ ἡμέρας, ποιήσαντές τινες τῶν Ἰουδαίων συστροφήν, ἀνεθεμάτισαν ἑαυτούς, λέγοντες μήτε φαγεῖν μήτε πιεῖν ἕως οὗ ἀποκτείνωσι τὸν Παῦλον. 12 iEn als het dag geworden was, maakten sommigen van de Joden een samenrotting, en vervloekten zichzelven, zeggende dat zij noch eten noch drinken zouden, totdat zij Paulus zouden gedood hebben. i vss. 21, 29, 30. verwijsteksten
13 ἦσαν δὲ πλείους τεσσαράκοντα οἱ ταύτην τὴν συνωμοσίαν πεποιηκότες· 13 En zij waren meer dan veertig, die dezen eed tezamen gedaan hadden;
14 οἵτινες προσελθόντες τοῖς ἀρχιερεῦσι καὶ τοῖς πρεσβυτέροις εἶπον, Ἀναθέματι ἀνεθεματίσαμεν ἑαυτούς, μηδενὸς γεύσασθαι ἕως οὗ ἀποκτείνωμεν τὸν Παῦλον. 14 Dewelke gingen tot de overpriesters en de ouderlingen, en zeiden: Wij hebben onszelven met vervloeking vervloekt, niets te zullen nuttigen totdat wij Paulus zullen gedood hebben.
15 νῦν οὖν ὑμεῖς ἐμφανίσατε τῷ χιλιάρχῳ σὺν τῷ συνεδρίῳ, ὅπως αὔριον αὐτὸν καταγάγῃ πρὸς ὑμᾶς, ὡς μέλλοντας διαγινώσκειν ἀκριβέστερον τὰ περὶ αὐτοῦ· ἡμεῖς δέ, πρὸ τοῦ ἐγγίσαι αὐτόν, ἕτοιμοί ἐσμεν τοῦ ἀνελεῖν αὐτόν. 15 Gij dan nu, laat den overste weten met den Raad, dat hij hem morgen tot u afbrenge, alsof gij nadere kennis zoudt nemen van zijn zaken; en wij zijn bereid hem om te brengen eer hij bij u komt.
16 ἀκούσας δὲ ὁ υἱὸς τῆς ἀδελφῆς Παύλου *τὴν ἐνέδραν, παραγενόμενος καὶ εἰσελθὼν εἰς τὴν παρεμβολήν, ἀπήγγειλε τῷ Παύλῳ.
* τὴν ἐνέδραν B, Elz, Sc | τὸ ἔνεδρον St, M
16 En als de zoon van Paulus’ zuster deze lage gehoord had, kwam hij daar en ging in de legerplaats, en boodschapte het Paulus.
17 προσκαλεσάμενος δὲ ὁ Παῦλος ἕνα τῶν ἑκατοντάρχων ἔφη, Τὸν νεανίαν τοῦτον ἀπάγαγε πρὸς τὸν χιλίαρχον· ἔχει γάρ τι ἀπαγγεῖλαι αὐτῷ. 17 En Paulus riep tot zich een van de hoofdmannen over honderd, en zeide: Leid dezen jongeling heen tot den overste; want hij heeft hem wat te boodschappen.
18 ὁ μὲν οὖν παραλαβὼν αὐτὸν ἤγαγε πρὸς τὸν χιλίαρχον, καί φησιν, Ὁ δέσμιος Παῦλος προσκαλεσάμενός με ἠρώτησε τοῦτον τὸν νεανίαν ἀγαγεῖν πρός σε, ἔχοντά τι λαλῆσαί σοι. 18 Deze dan nam hem en bracht hem tot den overste, en zeide: Paulus, de gevangene, heeft mij tot zich geroepen, en begeerd dat ik dezen jongeling tot u zou brengen, die u wat heeft te zeggen.
19 ἐπιλαβόμενος δὲ τῆς χειρὸς αὐτοῦ ὁ χιλίαρχος, καὶ ἀναχωρήσας κατ’ ἰδίαν ἐπυνθάνετο, Τί ἐστιν ὃ ἔχεις ἀπαγγεῖλαί μοι; 19 De overste nu nam hem bij de hand, en bezijden gegaan zijnde, vraagde hij: Wat is het dat gij mij hebt te boodschappen?
20 εἶπε δὲ ὅτι Οἱ Ἰουδαῖοι συνέθεντο τοῦ ἐρωτῆσαί σε, ὅπως αὔριον εἰς τὸ συνέδριον καταγάγῃς τὸν Παῦλον, ὡς μέλλοντές τι ἀκριβέστερον πυνθάνεσθαι περὶ αὐτοῦ. 20 En hij zeide: De Joden zijn kovereengekomen om van u te begeren, dat gij Paulus morgen in den Raad zoudt afbrengen, alsof zij iets van hem nader zouden onderzoeken. k vers 12. verwijsteksten
21 σὺ οὖν μὴ πεισθῇς αὐτοῖς· ἐνεδρεύουσι γὰρ αὐτὸν ἐξ αὐτῶν ἄνδρες πλείους τεσσαράκοντα, οἵτινες ἀνεθεμάτισαν ἑαυτοὺς μήτε φαγεῖν μήτε πιεῖν ἕως οὗ ἀνέλωσιν αὐτόν· καὶ νῦν ἕτοιμοί εἰσι προσδεχόμενοι τὴν ἀπὸ σοῦ ἐπαγγελίαν. 21 Doch geloof hen niet; want meer dan veertig mannen uit hen leggen hem lagen, welke zichzelven met een vervloeking verbonden hebben noch te eten noch te drinken, totdat zij hem zullen omgebracht hebben; en zij zijn nu gereed, verwachtende de toezegging van u.
22 ὁ μὲν οὖν χιλίαρχος ἀπέλυσε τὸν νεανίαν, παραγγείλας μηδενὶ ἐκλαλῆσαι ὅτι ταῦτα ἐνεφάνισας πρός με. 22 De overste dan liet den jongeling gaan, hem gebiedende: Zeg niemand voort, dat gij mij zulks geopenbaard hebt.
  
Overgebracht naar Cesaréa
23 καὶ προσκαλεσάμενος δύο τινὰς τῶν ἑκατοντάρχων εἶπεν, Ἑτοιμάσατε στρατιώτας διακοσίους ὅπως πορευθῶσιν ἕως Καισαρείας, καὶ ἱππεῖς ἑβδομήκοντα, καὶ δεξιολάβους διακοσίους, ἀπὸ τρίτης ὥρας τῆς νυκτός· 23 En zekere twee van de hoofdmannen over honderd tot zich geroepen hebbende, zeide hij: Maakt tweehonderd krijgsknechten gereed, opdat zij tot Cesaréa trekken, en zeventig ruiters, en tweehonderd schutters, tegen de derde ure des nachts;
24 κτήνη τε παραστῆσαι, ἵνα ἐπιβιβάσαντες τὸν Παῦλον διασώσωσι πρὸς Φήλικα τὸν ἡγεμόνα· 24 En laat hen zadelbeesten bestellen, opdat zij Paulus daarop zetten en behouden overbrengen tot den stadhouder Felix.
25 γράψας ἐπιστολὴν περιέχουσαν τὸν τύπον τοῦτον· 25 En hij schreef een brief, hebbende dezen inhoud:
26 Κλαύδιος Λυσίας τῷ κρατίστῳ ἡγεμόνι Φήλικι χαίρειν. 26 Claudius Lysias aan den machtigsten stadhouder Felix groetenis.
27 τὸν ἄνδρα τοῦτον συλληφθέντα ὑπὸ τῶν Ἰουδαίων, καὶ μέλλοντα ἀναιρεῖσθαι ὑπ’ αὐτῶν, ἐπιστὰς σὺν τῷ στρατεύματι ἐξειλόμην αὐτόν, μαθὼν ὅτι Ῥωμαῖός ἐστι. 27 lAlzo deze man van de Joden gegrepen was, en van hen omgebracht zou geworden zijn, ben ik daarover gekomen met het krijgsvolk, en heb hem hun ontnomen, bericht zijnde dat hij een Romein is. l Hand. 21:33. verwijsteksten
28 βουλόμενος δὲ γνῶναι τὴν αἰτίαν δι’ ἣν ἐνεκάλουν αὐτῷ, κατήγαγον αὐτὸν εἰς τὸ συνέδριον αὐτῶν· 28 En willende de zaak weten waarover zij hem beschuldigden, bracht ik hem af in hun Raad;
29 ὃν εὗρον ἐγκαλούμενον περὶ ζητημάτων τοῦ νόμου αὐτῶν, μηδὲν δὲ ἄξιον θανάτου ἢ δεσμῶν ἔγκλημα ἔχοντα. 29 Welken ik bevond beschuldigd te worden over vragen hunner wet, maar geen beschuldiging tegen hem te zijn die den dood of banden waardig is.
30 μηνυθείσης δέ μοι ἐπιβουλῆς εἰς τὸν ἄνδρα μέλλειν ἔσεσθαι ὑπὸ τῶν Ἰουδαίων, ἐξαυτῆς ἔπεμψα πρός σε, παραγγείλας καὶ τοῖς κατηγόροις λέγειν τὰ πρὸς αὐτὸν ἐπὶ σοῦ. ἔρρωσο. 30 En als mij te kennen gegeven was, dat van de Joden een lage tegen dezen man gelegd zou worden, zo heb ik hem terstond aan u gezonden, gebiedende ook den beschuldigers voor u te zeggen hetgeen zij tegen hem hadden. Vaarwel.
31 Οἱ μὲν οὖν στρατιῶται, κατὰ τὸ διατεταγμένον αὐτοῖς, ἀναλαβόντες τὸν Παῦλον, ἤγαγον διὰ τῆς νυκτὸς εἰς τὴν Ἀντιπατρίδα. 31 De krijgsknechten dan, gelijk hun bevolen was, namen Paulus en brachten hem des nachts te Antípatris.
32 τῇ δὲ ἐπαύριον ἐάσαντες τοὺς ἱππεῖς πορεύεσθαι σὺν αὐτῷ, ὑπέστρεψαν εἰς τὴν παρεμβολήν· 32 En des anderen daags, latende de ruiters met hem trekken, keerden zij weder naar de legerplaats.
33 οἵτινες εἰσελθόντες εἰς τὴν Καισάρειαν, καὶ ἀναδόντες τὴν ἐπιστολὴν τῷ ἡγεμόνι, παρέστησαν καὶ τὸν Παῦλον αὐτῷ. 33 Dewelke als zij te Cesaréa gekomen waren en den brief den stadhouder overgeleverd hadden, hebben zij ook Paulus voor hem gesteld.
34 ἀναγνοὺς δὲ ὁ ἡγεμών, καὶ ἐπερωτήσας ἐκ ποίας ἐπαρχίας ἐστί, καὶ πυθόμενος ὅτι ἀπὸ Κιλικίας, 34 En de stadhouder den brief gelezen hebbende, vraagde uit wat provincie hij was; en verstaande dat hij van Cilícië was,
35 Διακούσομαί σου, ἔφη, ὅταν καὶ οἱ κατήγοροί σου παραγένωνται. ἐκέλευσέ τε αὐτὸν ἐν τῷ πραιτωρίῳ τοῦ Ἡρώδου φυλάσσεσθαι. 35 Zeide hij: Ik zal u horen als ook uw beschuldigers hier zullen gekomen zijn. En hij beval dat hij in het rechthuis van Herodes zou bewaard worden.

Einde Handelingen 23