Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Gods goedertierenheid is eeuwig |
1 LOOFT den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
2 Looft den God der goden; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
3 Looft den Heere der heren; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
4 Dien Die alleen grote wonderen doet; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
5 Dien aDie de hemelen met verstand gemaakt heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. a Gen. 1:1.  |
a Gen. 1:1 IN den beginne schiep God den hemel en de aarde. |
6 bDien Die de aarde op het water uitgespannen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. b Ps. 24:2.  |
b Ps. 24:2 Want Hij heeft ze gegrond op de zeeën, en heeft ze gevestigd op de rivieren. |
7 Dien cDie de grote lichten heeft gemaakt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. c Gen. 1:14.  |
c Gen. 1:14 En God zeide: Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren. |
8 dDe zon tot heerschappij in den dag; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. d Gen. 1:16.  |
d Gen. 1:16 God dan maakte die twee grote lichten; het grote licht tot heerschappij des daags, en het kleine licht tot heerschappij des nachts; ook de sterren. |
9 De maan en sterren tot heerschappij in den nacht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
10 eDien Die de Egyptenaars geslagen heeft in hun eerstgeborenen; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. e Ex. 12:29. Ps. 78:43, 51.  |
e Ex. 12:29 En het geschiedde te middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland sloeg, van den eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op den eerstgeborene van den gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle eerstgeborenen der beesten. Ps. 78:43 Hoe Hij Zijn tekenen stelde in Egypte, en Zijn wonderheden in het veld van Zoan; Ps. 78:51 En Hij sloeg al het eerstgeborene in Egypte, het beginsel der krachten in de tenten van Cham. |
11 En heeft Israël fuit het midden van hen uitgebracht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. f Ex. 12:31, 51; 13:3, 17.  |
f Ex. 12:31 Toen riep hij Mozes en Aäron in den nacht en zeide: Maakt u op, trekt uit het midden van mijn volk, zo gijlieden als de kinderen van Israël; en gaat heen, dient den HEERE, gelijk gijlieden gesproken hebt. Ex. 12:51 En het geschiedde even ten zelven dage, dat de HEERE de kinderen Israëls uit Egypteland leidde, naar hun heiren. Ex. 13:3 Verder zeide Mozes tot het volk: Gedenkt aan dezen zelven dag, in welken gijlieden uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; want de HEERE heeft u door een sterke hand vanhier uitgevoerd; daarom zal het gedesemde niet gegeten worden. Ex. 13:17 En het is geschied toen Farao het volk had laten trekken, zo leidde hen God niet op den weg van der Filistijnen land, hoewel die nader was; want God zeide: Dat het den volke niet berouwe, als zij den strijd zien zouden, en wederkeren naar Egypte. |
12 Met een sterke hand en gmet een uitgestrekten arm; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. g Ex. 6:5.  |
g Ex. 6:5 Derhalve zeg tot de kinderen Israëls: Ik ben de HEERE, en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaars en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm en door grote gerichten; |
13 Dien hDie de Schelfzee in delen deelde; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. h Ex. 14:21, 22. Ps. 78:13.  |
h Ex. 14:21 Toen Mozes zijn hand uitstrekte over de zee, zo deed de HEERE de zee weggaan door een sterken oostenwind, dien gansen nacht, en maakte de zee droog, en de wateren werden gekliefd. Ex. 14:22 En de kinderen Israëls zijn ingegaan in het midden van de zee op het droge; en de wateren waren hun een muur, tot hun rechter- en tot hun linkerhand. Ps. 78:13 Hij kliefde de zee en deed er hen doorgaan; en de wateren deed Hij staan als een hoop. |
14 En voerde Israël door het midden van dezelve; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
15 iHij heeft Farao met zijn heir gestort in de Schelfzee; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. i Ex. 14:24.  |
i Ex. 14:24 En het geschiedde in dezelve morgenwake, dat de HEERE in de kolom des vuurs en der wolk zag op het leger der Egyptenaars; en Hij verschrikte het leger der Egyptenaars. |
16 kDie Zijn volk door de woestijn geleid heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. k Exodus 15; 16; 17; 19. Ps. 78:53.  |
k Exodus 15 TOEN zong Mozes en de kinderen Israëls den HEERE dit lied en spraken, zeggende: Ik zal den HEERE zingen, want Hij is hogelijk verheven; het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen. Exodus 16 TOEN zij van Elim gereisd waren, zo kwam de ganse vergadering der kinderen Israëls in de woestijn Sin, welke is tussen Elim en tussen Sinaï, aan den vijftienden dag der tweede maand, nadat zij uit Egypteland uitgegaan waren. Exodus 17 DAARNA toog de ganse vergadering der kinderen Israëls naar hun dagreizen uit de woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en zij legerden zich te Rafidîm; daar nu was geen water voor het volk om te drinken. Exodus 19 IN de derde maand na het uittrekken der kinderen Israëls uit Egypteland, ten zelven dage kwamen zij in de woestijn Sinaï. Ps. 78:53 Ja, Hij leidde hen zekerlijk, zodat zij niet vreesden, want de zee had hun vijanden overdekt. |
17 lDie grote koningen geslagen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. l Num. 21:24, 25, 34, 35. Joz. 12:1. Ps. 135:10, 11.  |
l Num. 21:24 Maar Israël sloeg hem met de scherpte des zwaards, en nam zijn land in erfelijke bezitting, van de Arnon af tot de Jabbok toe, tot aan de kinderen Ammons (want de landpale der kinderen Ammons was vast). Num. 21:25 Alzo nam Israël al deze steden in; en Israël woonde in al de steden der Amorieten, te Hesbon en in al haar onderhorige plaatsen. Num. 21:34 De HEERE nu zeide tot Mozes: Vrees hem niet, want Ik heb hem in uw hand gegeven en al zijn volk, ook zijn land; en gij zult hem doen, gelijk als gij Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, gedaan hebt. Num. 21:35 En zij sloegen hem en zijn zonen en al zijn volk, alzo dat hem niemand overbleef; en zij namen zijn land in erfelijke bezitting. Joz. 12:1 DIT nu zijn de koningen des lands, die de kinderen Israëls geslagen hebben en hun land erfelijk bezaten aan gene zijde van de Jordaan, tegen den opgang der zon; van de beek Arnon af tot den berg Hermon, en het ganse vlakke veld tegen het oosten: Ps. 135:10 Die vele volken sloeg, en machtige koningen doodde: Ps. 135:11 Sihon, den koning der Amorieten, en Og, den koning van Basan, en al de koninkrijken van Kanaän. |
18 En heeft heerlijke koningen gedood; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
19 Sihon, den Amoritischen koning; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
20 mEn Og, den koning van Basan; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. m Deut. 3:1, enz.  |
m Deut. 3:1 DAARNA keerden wij ons en togen op, den weg van Basan; en Og, de koning van Basan, trok uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde bij Edréï. |
21 En heeft hun land nten erve gegeven; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. n Joz. 12:6.  |
n Joz. 12:6 Mozes, de knecht des HEEREN, en de kinderen Israëls sloegen hen, en Mozes, de knecht des HEEREN, gaf den Rubenieten en den Gadieten en den halven stam van Manasse dat land tot een erfelijke bezitting. |
22 Ten erve aan Zijn knecht Israël; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
23 Die aan ons gedacht heeft in onze nederheid; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
24 En Hij heeft ons onzen tegenpartijders ontrukt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
25 Die allen vlees spijze geeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
26 Looft den God des hemels; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |