Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Elifaz vermaant Job |
1 TOEN antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide: |
2 Zo wij een woord opnemen tegen u, zult gij verdrietig zijn? Nochtans, wie zal zich van woorden kunnen onthouden? |
3 Zie, gij hebt velen onderwezen, en gij hebt slappe handen gesterkt; |
4 Uw woorden hebben den struikelende opgericht, en de krommende knieën hebt gij vastgesteld; |
5 Maar nu komt het aan u en gij zijt verdrietig; het raakt tot u en gij wordt beroerd. |
6 Was niet uw vreze Gods uw hoop, en de oprechtheid uwer wegen uw verwachting? |
7 Gedenk toch, wie is de onschuldige die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd? |
8 Maar gelijk als ik gezien heb: adie ondeugd ploegen, en moeite zaaien, maaien dezelve. a Job 15:35. Ps. 7:15. Spr. 22:8. Jes. 59:4. Hos. 10:13. Gal. 6:7, 8.  |
a Job 15:35 Zij ontvangen moeite en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan. Ps. 7:15 Zie, hij is in arbeid van ongerechtigheid en is zwanger van moeite, hij zal leugen baren. Spr. 22:8 Die onrecht zaait, zal moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid zal een einde nemen. Jes. 59:4 Er is niemand die voor de gerechtigheid roept, en niemand die voor de waarheid in het gericht zich begeeft; zij vertrouwen op ijdelheid en spreken leugen; met moeite zijn zij zwanger en zij baren ongerechtigheid. Hos. 10:13 Gij hebt goddeloosheid geploegd, verkeerdheid gemaaid en de vrucht der leugen gegeten; want gij hebt vertrouwd op uw weg, op de veelheid uwer helden. Gal. 6:7 Dwaalt niet; God laat Zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien. Gal. 6:8 Want die in zijns zelfs vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien. |
9 bVan den adem Gods vergaan zij, en van het geblaas van Zijn neus worden zij verdaan. b Jes. 11:4.  |
b Jes. 11:4 Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden. |
10 De brulling des leeuws en de stem des fellen leeuws, en de tanden der jonge leeuwen worden verbroken. |
11 De oude leeuw vergaat, omdat er geen roof is, en de jongen eens oudachtigen leeuws worden verstrooid. |
12 Voorts is tot mij een woord heimelijk gebracht, en mijn oor heeft een weinigje daarvan gevat. |
13 Onder de gedachten van de gezichten des nachts, als diepe slaap valt op de mensen, |
14 Kwam mij schrik en beving over, en verschrikte de veelheid mijner beenderen; |
15 Toen ging voorbij mijn aangezicht een geest; hij deed het haar mijns vleses te berge rijzen. |
16 Hij stond, doch ik kende zijn gedaante niet; een beeltenis was voor mijn ogen; er was stilte, en ik hoorde een stem, zeggende: |
17 Zou een mens rechtvaardiger zijn dan God? Zou een man reiner zijn dan zijn Maker? |
18 Zie, cop Zijn knechten zou Hij niet vertrouwen, hoewel Hij in Zijn engelen klaarheid gesteld heeft; c Job 15:15. 2 Petr. 2:4.  |
c Job 15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. 2 Petr. 2:4 Want indien God de engelen die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; |
19 Hoeveel te min op degenen die lemen huizen bewonen, welker grondslag in het stof is; zij worden verbrijzeld vóór de motten. |
20 Van den morgen tot den avond worden zij vermorzeld; zonder dat men er acht op slaat, vergaan zij in eeuwigheid. |
21 Verreist niet hun uitnemendheid met hen? Zij sterven, maar niet in wijsheid. |