Statenvertaling.nl

sample header image

Openbaring 16 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Openbaring 16

1 ENde ick hoorde een groote stemme uyt den Tempel, seggende tot de seven Engelen, Gaet henen, ende giet de [seven] phiolen des toorns Godts uyt op de aerde.
2 Ende de eerste ginck henen, ende goot sijne phiole uyt op de aerde: ende daer wiert een quaet ende boos gesweer aen de menschen, die het merck-teecken des Beests hadden, ende die sijn beelt aenbaden.
3 Ende de tweede Engel goot sijne phiole uyt in de zee, ende sy wiert bloedt als eens dooden: ende alle levende ziele is gestorven in de zee.
4 Ende de derde Engel goot sijne phiole uyt in de rivieren, ende in de fonteynen der wateren: ende [de wateren] wierden bloet.
5 Ende ick hoorde den Engel der wateren seggen, ghy zijt rechtveerdigh, Heere, Die is, ende Die was, ende Die zijn sal, dat ghy dit geoordeelt hebt:
6 Dewijle sy het bloedt der Heyligen, ende der Propheten vergoten hebben, so hebt ghy haer oock bloedt te drincken gegeven. Want sy zijn ’t weerdigh.
7 Ende ick hoorde eenen anderen van den altaer seggen, Ia, Heere ghy almachtige Godt, uwe oordeelen zijn waerachtich ende rechtveerdich.
8 Ende de vierde Enghel goot sijne phiole uyt op de Sonne: ende haer is [macht] gegeven de menschen te verhitten door vyer.
9 Ende de menschen wierden verhittet met groote hitte, ende lasterden den name Godts, die macht heeft over dese plagen: ende sy en bekeerden haer niet om hem heerlickheyt te geven.
10 Ende de vijfde Engel goot sijne phiole uyt op den throon des Beests: ende sijn Rijcke is verduystert gheworden: ende sy kaeuden hare tonghen van pijne:
11 Ende sy lasterden den Godt des Hemels van wegen hare pijnen, ende van wegen hare gesweeren: ende sy en bekeerden haer niet van hare wercken.
12 Ende de seste Engel goot sijn phiole uyt op de groote riviere Euphrates, ende sijn water is uytgedrooght, op dat bereydt soude worden de wegh der Coningen, die van den opganck der Sonne [comen sullen].
13 Ende ick sagh uyt den mondt des Draecks, ende uyt den mont des Beests, ende uyt den mondt des valschen Propheets, dry onreyne geesten [gaen], den vorschen gelijck.
14 Want het zijn geesten der Duyvelen, ende doen teeckenen, welcke uytgaen tot de Coningen der aerde, ende der geheele werelt, om die te vergaderen tot den krijgh van dien grooten dagh des Almachtigen Godts.
15 Siet, ick come als een dief. Saligh is hy die waeckt, ende sijne kleederen bewaert, op dat hy niet naeckt en wandele, ende men sijne schaemte [niet en] sie.
16 Ende sy hebbense vergadert in de plaetse, welcke in’t Hebreeusch genaemt wort Armageddon.
17 Ende de sevende Engel goot sijne phiole uyt in de lucht: ende daer quam een groote stemme uyt den Tempel des Hemels, van den Throon, seggende, Het is geschiet:
18 Ende daer geschiedden stemmen, ende donder-slagen, ende blixemen: ende daer geschiedde een groote aerdbevinge, hoedanighe niet en is geschiedt van dat de menschen op de aerde geweest zijn, [namelick] een sodanige aerdbevinge, [ende] so groot.
19 Ende de groote stadt is in dry deelen gescheurt, ende de steden der Heydenen zijn gevallen: ende de groote Babylon is ghedacht geworden voor Godt, om haer te gheven den drinck-beker van den wijn des toorns sijner gramschap.
20 Ende alle eylandt is gevloden, ende de bergen en zijn niet gevonden.
21 Ende eenen grooten hagel, [elck] als een talent-[pondt] swaer, viel neder uyt den hemel op de menschen: ende de menschen lasterden Godt van wegen de plaghe des hagels: want des selfs plage was zeer groot.

Einde Openbaring 16