Statenvertaling.nl

sample header image

Judas – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen
1 IUDAS een dienstknecht Iesu Christi, ende Iacobi broeder, aen den gheroepenen, die door Godt den Vader geheylight zijn, ende [door] Iesum Christum bewaert:
2 Barmherticheyt, ende vrede, ende liefde zy [u] vermenichvuldight.
3 Geliefde, alsoo ick alle neersticheyt doe om u te schrijven van de gemeyne salicheyt, so hebbe ick noodtsake gehadt aen u te schrijven, ende [u] te vermanen, dat ghy strijdt voor het geloove, dat eenmael den heyligen overgelevert is.
4 Want daer zijn sommige menschen ingeslopen, die eertijts tot dit selve oordeel te voren opgeschreven zijn, godloose, die de genade onses Godts veranderen in ontuchticheyt, ende den eenigen Heerscher Godt ende onsen Heere Iesum Christum verloochenen.
5 Maer ick wil u indachtich maecken, als die ghy dit eenmael weet, dat de Heere het volck uyt Egyptenlandt verlost hebbende, wederom de gene die niet en geloofden verdorven heeft.
6 Ende de Engelen die haer beginsel niet bewaert en hebben, maer haer eygen woonstede verlaten hebben, heeft hy tot het oordeel des grooten daeghs met eeuwige banden onder de duysternisse bewaert.
7 Gelijck Sodoma ende Gomorra, ende de steden rontom de selve, die op gelijcke wijse als dese gehoereert hebben, ende ander vleesch zijn nagegaen, tot een exempel voorgestelt zijn, dragende de straffe des eeuwigen vyers.
8 Desgelijcks evenwel oock dese in slaep gebracht zijnde, verontreynigen het vleesch, ende verwerpen de Heerschappie, ende lasteren de Heerlickheden.
9 Maer Michaël de Archangel, doe hy met den Duyvel twistede, ende handelde van het lichaem Mosis, en durfde geen oordeel van lasteringe tegen [hem] voortbrengen: maer seyde, De Heere bestraffe u.
10 Maer dese, ’t gene sy niet en weten, dat lasteren sy: ende ’t gene sy natuerlick, als de onredelicke dieren, weten, in ’t selve verderven sy haer.
11 Wee haer, want sy zijn den wech Cains ingegaen, ende door de verleydinge des loons Balaams zijn sy henen gestort, ende zijn door de tegensprekinge Core vergaen.
12 Dese zijn vlecken in uwe liefdemaeltijden, [ende] als sy met u ter maeltijdt zijn, weyden sy haer selven sonder vreese: sy zijn waterloose wolcken, die van de winden ommegedreven worden: sy zijn als boomen in’t afgaen van den herfst, onvruchtbaer, tweemael verstorven, [ende] ontwortelt:
13 Wilde baeren der zee, haer eyghen schande op-schuymende: dwalende sterren, den welcken de donckerheyt der duysternisse in der eeuwicheyt bewaert wort.
14 Ende van dese heeft oock Enoch, de sevende van Adam, gepropheteert, seggende, Siet, de Heere is gecomen met sijne veel duysent heylige,
15 Om gerichte te houden tegen alle, ende te straffen alle godtloose onder haer, van wegen alle hare godtloose wercken, die sy godtlooslick gedaen hebben, ende van wegen alle de harde [woorden] die de godtloose sondaers tegen hem gesproken hebben.
16 Dese zijn murmureerders, clagers over haren staet, wandelende na hare begeerlickheden: ende haren mondt spreeckt zeer opgeblasene dingen: verwonderende haer over de persoonen om des vordeels wille.
17 Maer geliefde, gedenckt ghy der woorden die voorseght zijn van de Apostelen onses Heeren Iesu Christi:
18 Dat sy u geseght hebben, dat in den laetsten tijt spotters sullen zijn, die na hare godtloose begeerlickheden wandelen sullen.
19 Dese zijn ’t die haer selven afscheyden, natuerlicke [menschen], den Geest niet hebbende.
20 Maer geliefde, bouwet ghy u selven op uw’ aller-heylighst geloove, biddende in den heyligen Geest:
21 Bewaert u selven in de liefde Godts, verwachtende de barmherticheyt onses Heeren Iesu Christi ten eeuwigen leven.
22 Ende ontfermt u wel eeniger, onderscheydt makende:
23 Maer behoudt andere door vreese, ende grijptse uyt het vyer: ende haet oock den rock die van het vleesch bevleckt is.
24 Hem nu die machtigh is u van struyckelen te bewaren, ende onstraffelick te stellen voor sijne heerlickheyt in vreugde,
25 Den alleen wijsen Godt onsen Salichmaker, zy heerlickheyt ende majesteyt, cracht ende macht, beyde nu ende in alle eeuwicheyt. Amen.

Einde Judas