Statenvertaling.nl

sample header image

Hebreeën 4 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Hebreeën 4

1 LAet ons dan vreesen, dat niet t’eeniger tijt, de belofte van in sijne ruste in te gaen nagelaten zijnde, yemant van u en schijne achter gebleven te zijn.
2 Want oock ons is het Euangelium vercondight, gelijck als haer: maer het woort der predikinge en dede haer geenen nut, dewijle het met het geloove niet gemengt en was in de gene die het gehoort hebben.
3 Want wy die gelooft hebben gaen in de ruste, gelijck hy geseght heeft, So hebb’ ick dan gesworen in mijnen toorn, Indien sy sullen ingaen in mijne ruste: hoewel [sijne] wercken van de grontlegginge der werelt af al volbracht waren.
4 Want hy heeft ergens van den sevensten [dagh] aldus gesproken, Ende Godt heeft in den sevensten dagh van alle sijne wercken gerust.
5 Ende in dese [plaetse] wederom, Indien sy in mijne ruste sullen ingaen.
6 Dewijle dan blijft, dat sommige in de selve [ruste] ingaen, ende de gene dien het Euangelium eerst vercondight was, niet ingegaen en zijn van wegen de ongehoorsaemheyt,
7 So bepaelt hy wederom eenen sekeren dagh, [namelijck] Heden, door David seggende so langen tijdt daer na (gelijckerwijs geseght is) Heden indien ghy sijne stemme hooret, so en verhardet uwe herten niet.
8 Want indien Iesus haer inde ruste gebracht heeft, soo en hadde hy daer nae niet gesproken van eenen anderen dagh.
9 Daer blijft dan een ruste over voor het volck Godts.
10 Want die ingegaen is in sijne ruste, die heeft selve oock van sijne wercken gerust, gelijck Godt van de sijne.
11 Laet ons dan ons beneerstigen om in die ruste in te gaen: op dat niet yemandt in dat selve exempel der ongeloovicheyt en valle.
12 Want het woort Godts is levendigh ende crachtigh, ende scherpsnijdender dan eenigh twee-snijdende sweert, ende gaet door tot de verdeelinge der ziele ende des geests, ende der tsamenvoeghselen, ende des merchs, ende is een oordeeler der gedachten ende der overleggingen des herten.
13 Ende daer en is geen schepsel onsichtbaer voor hem: maer alle dingen zijn naeckt ende geopent, voor de oogen des genen met welcken wy te doen hebben.
14 Dewijle wy dan van eenen grooten Hoogen-priester hebben, die door de hemelen doorgegaen is, [namelijck] Iesum den Sone Godts, so laet ons dese belijdenisse vast houden.
15 Want wy en hebben geenen Hoogen-priester, die niet en kan medelijden hebben met onse swackheden, maer die in alle dingen, gelijck als wy, is versocht geweest, [doch] sonder sonde.
16 Laet ons dan met vrymoedicheyt toegaen tot den throon der genade, op dat wy barmherticheyt mogen vercrijgen, ende genade vinden om geholpen te worden ter bequamer tijdt.

Einde Hebreeën 4