Statenvertaling.nl

sample header image

Hebreeën 13 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Hebreeën 13

1 DAt de broederlicke liefde blijve.
2 Vergeet de herberghsaemheyt niet: want hier door hebben sommige onwetens Engelen geherberght.
3 Gedenckt der gevangene als of ghy mede gevangen waert: [ende] der gene die qualick gehandelt worden, als of ghy oock selve in’t lichaem [qualick gehandelt] waert.
4 Het Houwelick [is] eerlick onder allen, ende het bedde onbevleckt: maer hoereerders ende overspeelders sal Godt oordeelen.
5 [Uwen] wandel zy sonder gelt-giericheyt: ende zijt vergenoeght met het tegenwoordige. Want hy heeft geseght, Ick en sal u niet begeven, noch ick en sal u niet verlaten.
6 Soo dat wy vrymoedelick durven seggen, De Heere is my een helper, ende ick en sal niet vreesen wat my een mensche sal doen.
7 Ghedenckt uwer voorgangeren, die u het woordt Godts gesproken hebben: [ende] volght haer geloove nae, aenschouwende de uytkomste [harer] wandelinge.
8 Iesus Christus is gisteren ende heden de selve ende in der eeuwicheyt.
9 En wordt niet omgevoert met verscheydene ende vremde leeringen. Want het is goet dat het herte gesterckt worde door genade, niet door spijsen, door welcke geen nutticheyt bekomen en hebben die [daer in] gewandelt hebben.
10 Wy hebben eenen altaer, van den welcken geen macht en hebben te eten die den tabernakel dienen.
11 Want welcker dieren bloedt voor de sonde gedragen wiert in het Heylichdom door den Hoogen-priester, der selver lichamen wierden verbrandt buyten de leger-plaetse.
12 Daerom heeft oock Iesus, op dat hy door sijn eygen bloedt het volck soude heyligen, buyten de poorte geleden.
13 Soo laet ons dan tot hem uytgaen buyten de Leger-plaetse, sijne smaetheyt dragende.
14 Want wy en hebben hier geen blijvende stadt, maer wy soecken de toekomende.
15 Laet ons dan door hem altijdt Gode opofferen een offerande des lofs, dat is, de vrucht der lippen die sijnen name belijden.
16 Ende en vergeet der weldadicheydt ende der mede-deelsaemheydt niet: want aen soodanige offeranden heeft Godt een welbehagen.
17 Zijt uwen voor-gangheren ghehoorsaem, ende zijt’se onderdanich. Want sy waken voor uwe zielen, als die rekenschap geven sullen: op dat sy dat doen mogen met vreughde, ende niet al suchtende. Want dat en is u niet nuttigh.
18 Biddet voor ons: want wy vertrouwen dat wy een goede conscientie hebben, als die in alles willen eerlick wandelen.
19 Ende ick bidde [u] te meer dat ghy dit doet, op dat ick te eerder u lieden mach weder-gegeven worden.
20 De Godt nu des vredes, die den grooten herder der schapen door het bloedt des eeuwighen Testaments uyt den dooden heeft wedergebracht, [namelick] onsen Heere Iesum Christum:
21 Die volmaecke u in allen goeden wercke, op dat ghy sijnen wille meught doen: werckende in u ’t gene voor hem welbehagelick is, door Iesum Christum: den welcken zy de heerlickheydt in alle eeuwicheyt. Amen.
22 Doch ick bidde u, broeders, verdraeght het woort deser vermaninge: want ick hebbe u in’t korte geschreven.
23 Weet dat de broeder Timotheus los gelaten is, met welcken (soo hy haest komt) ick u sal sien.
24 Groetet alle uwe voorgangeren, ende alle de heylige. U groeten die van Italien zijn.
25 De Ghenade zy met u allen. Amen.

Einde Hebreeën 13