Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 DAt de broederlicke liefde blijve. |
2 Vergeet de herberghsaemheyt niet: want hier door hebben sommige onwetens Engelen geherberght. |
3 Gedenckt der gevangene als of ghy mede gevangen waert: [ende] der gene die qualick gehandelt worden, als of ghy oock selve in’t lichaem [qualick gehandelt] waert. |
4 Het Houwelick [is] eerlick onder allen, ende het bedde onbevleckt: maer hoereerders ende overspeelders sal Godt oordeelen. |
5 [Uwen] wandel zy sonder gelt-giericheyt: ende zijt vergenoeght met het tegenwoordige. Want hy heeft geseght, Ick en sal u niet begeven, noch ick en sal u niet verlaten. |
6 Soo dat wy vrymoedelick durven seggen, De Heere is my een helper, ende ick en sal niet vreesen wat my een mensche sal doen. |
7 Ghedenckt uwer voorgangeren, die u het woordt Godts gesproken hebben: [ende] volght haer geloove nae, aenschouwende de uytkomste [harer] wandelinge. |
8 Iesus Christus is gisteren ende heden de selve ende in der eeuwicheyt. |
9 En wordt niet omgevoert met verscheydene ende vremde leeringen. Want het is goet dat het herte gesterckt worde door genade, niet door spijsen, door welcke geen nutticheyt bekomen en hebben die [daer in] gewandelt hebben. |
10 Wy hebben eenen altaer, van den welcken geen macht en hebben te eten die den tabernakel dienen. |
11 Want welcker dieren bloedt voor de sonde gedragen wiert in het Heylichdom door den Hoogen-priester, der selver lichamen wierden verbrandt buyten de leger-plaetse. |
12 Daerom heeft oock Iesus, op dat hy door sijn eygen bloedt het volck soude heyligen, buyten de poorte geleden. |
13 Soo laet ons dan tot hem uytgaen buyten de Leger-plaetse, sijne smaetheyt dragende. |
14 Want wy en hebben hier geen blijvende stadt, maer wy soecken de toekomende. |
15 Laet ons dan door hem altijdt Gode opofferen een offerande des lofs, dat is, de vrucht der lippen die sijnen name belijden. |
16 Ende en vergeet der weldadicheydt ende der mede-deelsaemheydt niet: want aen soodanige offeranden heeft Godt een welbehagen. |
17 Zijt uwen voor-gangheren ghehoorsaem, ende zijt’se onderdanich. Want sy waken voor uwe zielen, als die rekenschap geven sullen: op dat sy dat doen mogen met vreughde, ende niet al suchtende. Want dat en is u niet nuttigh. |
18 Biddet voor ons: want wy vertrouwen dat wy een goede conscientie hebben, als die in alles willen eerlick wandelen. |
19 Ende ick bidde [u] te meer dat ghy dit doet, op dat ick te eerder u lieden mach weder-gegeven worden. |
20 De Godt nu des vredes, die den grooten herder der schapen door het bloedt des eeuwighen Testaments uyt den dooden heeft wedergebracht, [namelick] onsen Heere Iesum Christum: |
21 Die volmaecke u in allen goeden wercke, op dat ghy sijnen wille meught doen: werckende in u ’t gene voor hem welbehagelick is, door Iesum Christum: den welcken zy de heerlickheydt in alle eeuwicheyt. Amen. |
22 Doch ick bidde u, broeders, verdraeght het woort deser vermaninge: want ick hebbe u in’t korte geschreven. |
23 Weet dat de broeder Timotheus los gelaten is, met welcken (soo hy haest komt) ick u sal sien. |
24 Groetet alle uwe voorgangeren, ende alle de heylige. U groeten die van Italien zijn. |
25 De Ghenade zy met u allen. Amen. |