Statenvertaling.nl

sample header image

2 Timotheüs 2 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Timotheüs 2

1 GHy dan, mijn sone, wort gesterckt in de genade die in Christo Iesu is:
2 Ende ’t gene ghy van my gehoort hebt onder vele getuygen, betrouwt dat aen getrouwe menschen, welcke bequaem sullen zijn om oock andere te leeren.
3 Ghy dan, lijdt verdruckingen, als een goedt krijghs-knecht Iesu Christi.
4 Niemant die in den krijgh dient wort ingewickelt in de handelingen des leeftochts, op dat hy dien moge behagen die [hem] tot den krijch aengenomen heeft.
5 Ende indien oock yemandt strijdt, die en wort niet gekroont, so hy niet wettelick en heeft gestreden.
6 De landt-man als hy arbeydt, moet also eerst de vruchten genieten.
7 Merckt ’t gene ick segge: doch de Heere geve u verstandt in alle dingen.
8 Houdt in gedachtenisse dat Iesus Christus uyt de dooden is opgeweckt, welcke is uyt den zade Davids, na mijn Euangelium:
9 Om ’t welcke ick verdruckingen lijde tot de banden toe, als een quaetdoender: maer het woort Godts en is niet gebonden.
10 Daerom verdrage ick alles om de uytvercorene, op dat oock sy de salicheyt souden verkrijgen, die in Christo Iesu is, met eeuwige heerlickheyt.
11 Dit is een getrouw woordt: want indien wy met [hem] gestorven zijn, so sullen wy oock met [hem] leven:
12 Indien wy verdragen, wy sullen oock met [hem] heerschen: indien wy [hem] verloochenen, hy sal ons oock verloochenen:
13 Indien wy ontrouw zijn, hy blijft getrouw: hy en kan hem selven niet verloochenen.
14 Brenght dese dingen in gedachtenisse, ende betuyght voor den Heere, dat sy geenen woorden-strijdt en voeren [’twelck] tot geen dinck nut [en is, dan] tot verkeeringe der toehoorders.
15 Beneerstight u om u selven Gode beproeft voor te stellen, eenen arbeyder die niet beschaemt en wort, die het woort der waerheyt recht snijdt.
16 Maer stelt u tegen het ongodlick ydel-roepen: want sy sullen in meerder godtloosheyt toenemen.
17 Ende haer woort sal voort-eten gelijck de kancker: onder welcke is Hymeneus ende Philetus:
18 Die van de waerheyt zijn af-geweecken, seggende dat de opstandinghe alreede geschiet is: ende verkeeren sommiger geloove.
19 Evenwel het vaste fondament Godts staet, hebbende desen zegel, De Heere kent de gene die sijne zijn: ende, Een yegelick die den name Christi noemt stae af van ongerechticheyt.
20 Doch in een groot huys zijn niet alleen gouden ende silvere vaten, maer oock houten ende aerden [vaten]: ende sommige ter eeren, maer sommige ter oneeren.
21 Indien dan yemandt hem selven van desen reynight, die sal een vat zijn ter eeren, geheylight ende bequaem tot gebruyck des Heeren, tot alle goedt werck toebereydt.
22 Maer vliedt de begeerlickheden der jonckheyt: ende jaeght na rechtveerdigheyt, geloove, liefde, vrede met de gene die den Heere aenroepen uyt een reyn herte.
23 Ende verwerpt de vragen die dwaes ende sonder leeringe zijn, wetende dat’se twistingen voort-brengen.
24 Ende een dienstknecht des Heeren en moet niet twisten, maer vriendelick zijn tegen alle, bequaem om te leeren, [ende] die de quade kan verdragen:
25 Met sachtmoedicheyt onderwijsende de gene die tegenstaen: of haer Godt t’eeniger tijdt bekeeringe gave tot erkentenisse der waerheyt:
26 Ende sy wederom ontwaecken mochten uyt den strick des Duyvels, onder welcken sy gevangen waren tot sijnen wille.

Einde 2 Timotheüs 2