Statenvertaling.nl

sample header image

Inleiding 1 Timotheüs – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

De Eerste Sendt-brief Des Apostels PAULI Aen TIMOTHEUM

Inhoudt van desen Sendt-brief.

ALSO Paulus van Ephesen na Macedonien reysende, Act. 20.1. Timotheum tot Ephesen hadde gelaten om over dese Gemeynte, die de voornaemste van Asien was, voor eenen tijdt het opsicht te hebben, gelijck hy in’t 3 vers van’t 1 Cap. getuyght: so heeft hy desen brief op den wegh, ofte so sommige meynen van Philippis, aen hem geschreven: in welcken hy hem, ende in sijnen persoon alle trouwe Leeraers onderricht, ende een geduerige instructie geeft, hoe sy haer in desen dienst hebben te schicken, ende waer na sy alles inde regeringe der Gemeynte moeten richten, gelijck hy cap. 3 vers 15 getuygt. In’t 1 Cap. dan, na de gewoonlicke Apostolische groete, waerschouwt hy hem, dat hy niet en sal toelaten dat eenige vremde of ydele leeringen van yemant ingevoert souden worden. Ende wijst aen hoe de wet selve wettelick moet geleert ende gebruyckt worden tot het 11 vers. Van waer voort tot het eynde des Cap. hy een korte somme des Euangeliums, dat hem toe-vertrouwt was, in sijn exempel voorstelt, ende beveelt Timotheum daer by te blijven, ende alle wedersprekers te wederstaen, gelijck hy selve aen Hymeneum ende Alexandrum gedaen hadde. In ’t 2 Cap. vermaent hy hem, dat in de Gemeynte opentlick sal gebeden worden voor Coningen ende alle die in hoogheyt zijn, ende stelt eenen gemeynen regel, na den welcken, so wel de mannen als de vrouwen, inde publijcke vergaderingen haer moeten dragen. In het 3 Capit. stelt hy de regelen voor, nae welcke de beroepinge der Kercken-dienaren ende Diaconen moet gericht worden. In ’t 4 Cap. voorseght hy dat in de laetste tijden sommige van het geloove sullen afvallen, verbiedende te houwelicken ende spijse te gebruycken, die Godt geschapen heeft: ende vermaen hem tot stantvastigheyt inde ware Leere, met oeffeninge vande ware Godtsaligheyt, die tot alle dingen nut is: ende tot aenhouden in’t lesen ende verweckinge der gaven die in hem zijn. In’t 5 Cap. schrijft hy hem voor, hoe hy de vermaningen sal richten tegen oude ende jonge, tegen mannen ende vrouwen, ende insonderheyt hoe die weduwen moeten gereguleert zijn, die tot den dienst der armen in de Gemeynte aengenomen worden, ende in wat achtinge de Ouderlingen die wel regeren, moeten worden gehouden, met een betuyginge voor Godt dat hy niemant de handen op en legge, dan die wel beproeft zy. In’t laetste Cap. vermaent hy de dienstknechten die geloovigh zijn tot haren schuldigen plicht: verwerpt wederom alle vremde leeringen ende onnutte disputen, ende beveelt een yeder dat hy met het sijne te vreden zy: vermaent de rijcke tot nedrigheyt ende weldadigheyt, ende besluyt also den brief met een ernstige betuyginge van alle nieuwigheyt, ende ydelheyt inde Leere, te vlieden.

Einde inleiding 1 Timotheüs