Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 GHy heeren [doet uwen] dienst-knechten recht ende gelijck, wetende dat oock ghy eenen Heere hebt in de Hemelen. |
2 Houdt sterck aen in het gebedt, ende waeckt in’t selve met dancksegginge: |
3 Biddende met eenen oock voor ons, dat Godt ons de deure des woorts opene, om te spreken de verborgenheyt Christi, om welcke ick oock gebonden ben: |
4 Op dat ick de selve magh openbaren gelijck ick moet spreken. |
5 Wandelt met wijsheyt by de gene die buyten zijn, den bequamen tijdt uytcoopende. |
6 Uw’ woort zy alletijdt in aengenaemheyt, met sout besprenght, op dat ghy mooght weten hoe ghy eenen yegelijcken moet antwoorden. |
7 Alle mijne saken sal u bekent maken Tychicus de geliefde broeder, ende getrouwe dienaer, ende mede-dienstknecht in den Heere: |
8 Den welcken ick tot den selven eynde tot u gesonden hebbe, op dat hy uwe saken wete, ende uwe herten vertrooste: |
9 Met Onesimo den getrouwen ende geliefden broeder, dewelcke uyt de uwe is, sy sullen u alles bekent maken dat hier is: |
10 U groet Aristarchus mijn mede-gevangen, ende Marcus de neve van Barnabas, welcken aengaende ghy bevelen ontfangen hebt: so hy tot u comt, ontfanght hem: |
11 Ende Iesus geseght Iustus, welcke uyt de besnijdenisse zijn: dese alleen zijn [mijne] mede-arbeyders in het Coninckrijcke Godts, die my een vertroostinge geweest zijn. |
12 U groet Epaphras, die uyt de uwe is, een dienst-knecht Christi, alletijdt strijdende voor u in de gebeden, op dat ghy staen meught volmaeckt ende volcomen in alle den wille Godts. |
13 Want ick geve hem getuygenisse dat hy grooten yver heeft over u, ende de gene die in Laodicea zijn, ende de gene die in Hierapolis zijn. |
14 U groet Lucas de Medicijn-meester, de geliefde, ende Demas. |
15 Groet de broederen die in Laodicea zijn, ende Nymphan, ende de gemeynte die in sijn huys is. |
16 Ende wanneer dese Send-brief van u sal gelesen zijn, maeckt dat’se oock in de Gemeynte der Laodicensen gelesen worde: ende dat oock ghy dien leest die uyt Laodicea [geschreven is]. |
17 Ende seght Archippo, Siet op de bedieninge die ghy aengenomen hebt inden Heere, dat ghy die vervullet. |
18 De groetenisse met mijne handt Pauli. Gedenckt mijne banden. De ghenade zy met u. Amen. |