Statenvertaling.nl

sample header image

Kolossenzen 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Kolossenzen 3

1 INdien ghy dan met Christo opgeweckt zijt, so soeckt de dingen die boven zijn, daer Christus is sittende aen de rechter-[handt] Godts:
2 Bedenckt de dingen die boven zijn, niet die op de aerde zijn.
3 Want ghy zijt gestorven, ende uw’ leven is met Christo verborgen in Gode.
4 Wanneer [nu] Christus sal geopenbaert zijn, die ons’ leven is, dan sult oock ghy met hem geopenbaert worden in heerlickheyt.
5 Doodet dan uwe leden die op de aerde zijn, [namelick] hoererie, onreynicheyt, [schandelicke] beweginge, quade begeerlickheyt, ende de giericheyt, welcke is afgoden-dienst.
6 Om welcke de toorne Godts komt over de kinderen der ongehoorsaemheyt:
7 In de welcke oock ghy eertijts hebt gewandelt, doe ghy in de selve leefdet.
8 Maer nu leght oock ghy dit alles af, [namelick] gramschap, toornicheyt, quaetheyt, lasteringe, vuyl spreken uyt uwen mondt.
9 En lieght niet tegen malkanderen, dewijle ghy uytgedaen hebt den ouden mensche met sijne wercken:
10 Ende aengedaen hebt den nieuwen [mensche] die vernieuwt wort tot kennisse, na het even-beeldt des genen die hem geschapen heeft:
11 Waer in niet en is Grieck ende Iode, besnijdenisse ende voorhuyt, Barbare [ende] Scytha, dienstknecht [ende] vrye, maer Christus is alles, ende in allen.
12 So doet dan aen, als uytvercorene Godts, heylige, ende beminde, de innerlijcke beweginghen der barmhertigheydt, goedertierenheyt, ootmoedigheyt, sachtmoedicheyt, lanckmoedicheyt:
13 Verdragende malkanderen, ende vergevende d’een den anderen, so yemandt tegen yemandt [eenige] klachte heeft: gelijckerwijs als Christus u vergeven heeft, [doet] oock ghy alsoo.
14 Ende boven dit alles [doet aen] de liefde, de welcke is de bandt der volmaecktheyt.
15 Ende de vrede Godts heersche in uwe herten, tot welcken ghy oock geroepen zijt in een lichaem: ende weest danckbaer.
16 Het woort Christi woone rijckelijck in u in alle wijsheyt: leert ende vermaent malcanderen, met psalmen ende lofsangen, ende geestelijcke liedekens, singende den Heere met aengenaemheyt in uw’ herte.
17 Ende al wat ghy doet met woorden ofte met wercken, [doet] het alles in den name des Heeren Iesu, danckende Godt ende den Vader door hem.
18 Ghy vrouwen zijt uwe eyghene mannen onderdanich, gelijck het betaemt in den Heere.
19 Ghy mannen hebt uwe vrouwen lief, ende en wort niet verbittert tegen haer.
20 Ghy kinderen zijt [uwe] ouderen gehoorsaem in alles: want dat is den Heere welbehagelick.
21 Ghy vaders, en tergt uwe kinderen niet: op dat sy niet moedeloos en worden.
22 Ghy dienst-knechten zijt in alles gehoorsaem [uwen] heeren na den vleesche, niet met oogen-diensten als menschen behagers, maer met eenvoudicheyt des herten, vreesende Godt.
23 Ende al wat ghy doet, dat doet van herten als den Heere, ende niet den menschen:
24 Wetende dat ghy van den Heere sult ontfangen de vergeldinge der erfenisse: want ghy dient den Heere Christo.
25 Maer die onrecht doet, die sal het onrecht dragen dat hy gedaen heeft: ende daer en is geen uytneminge des persoons.

Einde Kolossenzen 3