Statenvertaling.nl

sample header image

Filippenzen 4 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Filippenzen 4

1 SO dan, mijne geliefde ende zeer gewenschte broeders, mijne blijdschap ende croone, staet also inden Heere, geliefde.
2 Ick vermane Euodiam, ende ick vermane Syntychen, dat sy eens gesint zijn in den Heere.
3 Ende ick bidde oock u, ghy [mijn] oprechte mede-gesel, zijt dese [vrouwen] behulpigh, die met my gestreden hebben in den Euangelio, oock met Clemens, ende de andere mijne mede-arbeyders, welcker namen zijn in het boeck des levens.
4 Verblijt u in den Heere alle tijdt: wederom segge ick, Verblijt u.
5 Uwe bescheydenheyt zy alle menschen bekent. De Heere is na by.
6 Weest in geen dinck besorght: maer laet uwe begeerten in alles, door bidden ende smeecken, met danck-segginge bekent worden by Godt.
7 Ende de vrede Godts, die alle verstant te boven gaet, sal uwe herten ende uwe sinnen bewaren in Christo Iesu.
8 Voorts, broeders, al wat waerachtigh is, al wat eerlick is, al wat rechtveerdich is, al wat reyn is, al wat lieflick is, al wat wel luydt, so daer eenige deught is, ende so daer eenigen lof is, dat selve bedenckt.
9 Het gene ghy oock geleert, ende ontfangen, ende gehoort, ende in my gesien hebt van my, dat doet: ende de Godt des vredes sal met u zijn.
10 Ende ick ben grootelicks verblijdt geweest in den Heere, dat ghy nu eenmael wederom verwackert zijt om aen my te gedencken: waer aen ghy oock gedacht hebt, maer ghy en hebt de gelegenheyt niet gehadt.
11 Niet dat ick [dit] segge van wegen gebreck: want ick hebbe geleert vergenoeght te zijn in’t gene ick ben.
12 Ende ick weet vernedert te worden, ick weet oock overvloedt te hebben: allesins ende in allen ben ick onderwesen, beyde versadight te zijn, ende honger te lijden, beyde overvloedt te hebben, ende gebreck te lijden.
13 Ick vermagh alle dingen door Christum die my cracht geeft.
14 Nochtans hebt ghy wel gedaen, dat ghy met mijne verdruckinge gemeynschap gehadt hebt.
15 Ende oock ghy Philippensen wetet, dat in het begin des Euangeliums, doe ick van Macedonien vertrocken ben, geene Gemeynte my [yet] mede-gedeelt heeft tot rekeninge van uytgeef ende ontfanck, dan ghy alleen.
16 Want oock in Thessalonica hebt ghy my eenmael ende andermael gesonden tot nootdruft.
17 Niet dat ick de gave soecke, maer ick soecke de vrucht die overvloedigh is tot uwe rekeninge.
18 Maer ick hebbe alles ontfangen, ende ick hebbe overvloedt: ick ben vervult geworden, als ick van Epaphrodito ontfangen hebbe, dat van u [gesonden was, als] eenen wel-rieckenden reuck, een aengename offerande, Gode wel-behagelick.
19 Doch mijn Godt sal na sijnen rijckdom vervullen alle uwen noodtdruft, in heerlickheyt door Christum Iesum.
20 Onsen Godt nu ende Vader zy de heerlickheydt in alle eeuwicheyt. Amen.
21 Groetet alle heylige in Christo Iesu. U groeten de broeders die met my zijn.
22 Alle de heylige groeten u, ende meest die van het huys des Keysers zijn.
23 De genade onses Heeren Iesu Christi zy met u allen. Amen.

Einde Filippenzen 4