Statenvertaling.nl

sample header image

2 Korinthe 6 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Korinthe 6

1 ENde wy [als] mede-arbeydende bidden u oock dat ghy de genade Godts niet te vergeefs en mooght ontfangen hebben.
2 Want hy seght, In den aengenamen tijdt hebbe ick u verhoort, ende in den dagh der salicheyt hebbe ick u geholpen: siet nu is’t de wel-aengename tijdt, siet nu is ’t de dagh der salicheyt.
3 Wy en geven geenen aenstoot in eenich dinck, op dat de bedieninghe niet gelastert en worde:
4 Maer wy als dienaers Godts, maecken ons selven in alles aengenaem, in vele verdraechsaemheyt, in verdruckingen, in nooden, in benautheden,
5 In slagen, in gevangenissen, in beroerten, in arbeydt, in waken, in vasten.
6 In reynicheyt, in kennisse, in lanckmoedicheyt, in goedertierenheyt, in den heyligen Geest, in ongeveynsde liefde.
7 In het woort der waerheyt, in de cracht Godts, door de wapenen der gerechticheyt aen de rechter ende aen de slincker [zijde].
8 Door eere ende oneere, door quaedt geruchte ende goedt geruchte: als verleyders, ende [nochtans] waerachtige:
9 Als onbekende, ende [nochtans] bekent: als stervende, ende siet wy leven: als getuchtiget, ende niet gedoodet:
10 Als droevich zijnde, doch altijt blijde: als arme, doch vele rijck makende: als niets hebbende, ende nochtans alles besittende.
11 Onse mondt is open ghedaen tegen u, O Corintheren: ons’ herte is uytgebreydt.
12 Ghy en zijt niet nauwe in ons, maer ghy zijt nauwe in uwe ingewanden.
13 Nu [om] deselve vergeldinge [te doen] (ick spreke als tot [mijne] kinderen) soo wordet ghy oock uytgebreydet.
14 En treckt niet een ander jock aen met de ongeloovige. Want wat mededeel heeft de gerechticheyt met de ongerechticheyt? ende wat gemeynschap heeft het licht met de duysternisse?
15 Ende wat t’samenstemminge heeft Christus met Belial? ofte wat deel heeft de geloovige met den ongeloovigen?
16 Ofte wat t’samenvoeginge heeft de tempel Godts met den afgoden? Want ghy zijt de tempel des levendigen Gods: gelijckerwijs Godt geseght heeft, Ick sal in haer woonen, ende ick sal onder [haer] wandelen: ende ick sal haer Godt zijn, ende sy sullen my een volck zijn.
17 Daerom gaet uyt het midden van haer, ende scheydet u af, seght de Heere, ende en raeckt niet aen ’tgene onreyn is, ende ick sal u lieden aennemen.
18 Ende ick sal u tot een Vader zijn, ende ghy sult my tot sonen ende dochteren zijn, seght de Heere de Almachtige.

Einde 2 Korinthe 6