Statenvertaling.nl

sample header image

2 Korinthe 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Korinthe 3

1 BEginnen wy ons selven wederom [u] aen te prijsen? Of behoeven wy oock, gelijck sommige, brieven van voor-schrijvinge aen u, ofte [brieven] van voor-schrijvinge van u?
2 Ghy-lieden zijt onsen brief, geschreven in onse herten, bekent ende gelesen van alle menschen:
3 Als die openbaer zijt geworden, dat ghy eenen brief Christi zijt, ende door onsen dienst bereydt, die geschreven is niet met inckt, maer door den Geest des levendigen Godts niet in steenen tafelen, maer in vleesche tafelen des herten.
4 Ende soodanigh een vertrouwen hebben wy door Christum by Godt.
5 Niet dat wy van ons selven bequaem zijn yet te dencken, als uyt ons selven: maer onse bequaemheydt is uyt Godt:
6 Die ons oock bequaem gemaeckt heeft [om te zijn] dienaers des Nieuwen Testaments, niet der Letter, maer des Geests. Want de Letter doodt, maer de Geest maeckt levendigh.
7 Ende indien de bedieninge des doots in letteren [bestaende], [ende] in steenen in-gedruckt, in heerlijckheydt is geweest, alsoo dat de kinderen Israëls het aengesicht Mosis niet en konden sterck aensien, om de heerlijckheydt sijns aengesichts, die te niete gedaen soude worden:
8 Hoe en sal niet veel meer de bedieninge des Geests in heerlijckheyt zijn?
9 Want indien de bedieninge der verdoemenisse heerlickheydt geweest is, veel meer is de bedieninge der rechtveerdigheyt overvloedigh in heerlickheyt.
10 Want oock het verheerlickte en is selfs niet verheerlickt in desen deele, ten aensien van dese uytnemende heerlickheyt.
11 Want indien ’t gene dat te niete gedaen wort, in heerlickheyt was, veel meer [is] het gene dat blijft, in heerlickheyt.
12 Dewijle wy dan sodanige hope hebben, so gebruycken wy vele vrymoedigheyt in ’t spreken:
13 Ende [en doen niet] gelijckerwijs Moses, [die] een decksel op sijn aengesicht leyde, op dat de kinderen Israëls niet en souden sterck sien op het eynde des genen dat te niete gedaen wort:
14 Maer hare sinnen zijn verhart geworden. Want tot op [den dagh] van heden blijft het selve decksel in het lesen des Ouden Testaments, sonder ontdeckt te worden: het welcke door Christum te niete gedaen wort.
15 Maer tot den huydigen [dagh] toe, wanneer Moses gelesen wort, light een decksel op haer herte.
16 Doch so wanneer het tot den Heere sal bekeert zijn, so wort het decksel wech genomen.
17 De Heere nu is de Geest: ende waer de Geest des Heeren is, aldaer is vryheyt.
18 Ende wy alle met ongedeckten aengesichte de heerlickheyt des Heeren [als] in eenen spiegel aenschouwende, worden [nae] het selve beeldt in gedaente verandert, van heerlickheyt tot heerlickheyt, als van des Heeren Geest.

Einde 2 Korinthe 3