Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 23 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Handelingen 23

1 ENde Paulus de oogen op den Raedt houdende, seyde, Mannen broeders ick hebbe met alle goede conscientie voor Godt gewandelt tot op desen dagh.
2 Maer de Hoogepriester Ananias beval de gene die by hem stonden, dat sy hem op den mondt souden slaen.
3 Doe seyde Paulus tot hem, Godt sal u slaen, ghy gewittede wandt: Sit ghy oock om my te oordeelen na de Wet, ende beveelt ghy tegen de Wet dat men my sal slaen?
4 Ende die daer by stonden seyden, Schelt ghy den Hoogenpriester Godts?
5 Ende Paulus seyde, Ick en wist niet, broeders, dat het de Hoogepriester was. Want daer is geschreven, Den Oversten uwes volcks en sult ghy niet vloecken.
6 Ende Paulus wetende, dat het een deel was van de Sadduceen, ende het ander van de Phariseen, riep in den Raedt, Mannen broeders, ick ben een Phariseer, eens Phariseers sone: ick worde over de hope ende opstandinge der dooden geoordeelt.
7 Ende als hy dit gesproken hadde, ontstont daer tweedracht tusschen de Phariseen ende de Sadduceen, ende de menichte wiert verdeelt.
8 Want de Sadduceen seggen datter geen opstandinge en is, noch Engel, noch Geest: maer de Phariseen belijden het beyde.
9 Ende daer geschiedde een groot geroep: ende de Schriftgeleerde van de zijde der Phariseen stonden op, ende streden, seggende, Wy en vinden geen quaet in desen mensche: ende indien een Geest tot hem gesproken heeft, ofte een Engel, en laet ons tegen Godt niet strijden.
10 Ende alsser grooten tweedracht onstaen was, de Overste vreesende, dat Paulus van haer verscheurdt mochte worden, geboodt dat het crijghsvolck soude afkomen, ende hem uyt het midden van haer wech rucken, ende in de leger-plaetse brengen.
11 Ende den volgenden nacht stont de Heere by hem, ende seyde, Hebt goeden moet Paule. Want gelijck ghy te Ierusalem van my betuyght hebt, alsoo moet ghy oock te Roomen getuygen.
12 Ende als het dagh geworden was, maeckten sommige van de Ioden een t’samenrottinge, ende vervloeckten haer selven, seggende dat sy noch eten noch drincken en souden, tot dat sy Paulum souden gedoodt hebben.
13 Ende sy waren meer dan veertigh die desen eedt te samen gedaen hadden.
14 Dewelcke gingen tot de Overpriesters ende de Ouderlingen ende seyden, Wy hebben ons selven met vervloeckinge vervloeckt, niet te sullen nutten tot dat wy Paulum sullen gedoodt hebben.
15 Ghy dan nu laet den Oversten weten, met den Raedt, dat hy hem morgen tot u af brenge, als of ghy naerder kennisse soudet nemen van sijne saecken: ende wy zijn bereydt hem om te brengen eer hy by [u] komt.
16 Ende als Pauli susters sone dese lage gehoort hadde, quam hy daer, ende ginck in de leger-plaetse, ende bootschapte het Paulo.
17 Ende Paulus riep tot hem een van de Hooftmannen over hondert, ende seyde, Leydt dese jongelinck henen tot den Oversten: want hy heeft hem wat te boodschappen.
18 Dese dan nam hem ende bracht [hem] tot den Oversten, ende seyde, Paulus de gevangen heeft my tot hem geroepen, ende begeert dat ick desen jongelinck tot u soude brengen, die u wat heeft te seggen.
19 De Overste nu nam hem by der handt, ende byzijden gegaen zijnde vraeghde hy, Wat is’t dat ghy my hebt de boodtschappen?
20 Ende hy seyde, De Ioden zijn over een gekomen om van u te begeeren, dat ghy Paulum morgen soudet in den Raedt afbrengen, als of sy yet van hem naerder souden ondersoecken.
21 Doch en gelooft haer niet. Want meer dan veertigh mannen uyt haer, leggen hem lagen, welcke haer selven met een vervloeckinge verbonden hebben noch te eten noch te drincken, tot dat sy hem sullen omgebracht hebben: ende sy zijn nu gereet, verwachtende de toesegginge van u.
22 De Overste dan liet den jongelinck gaen, [hem] gebiedende, En seght niemandt voort, dat ghy my sulcks geopenbaert hebt.
23 Ende sekere twee van de Hooftmannen over hondert tot hem geroepen hebbende, seyde hy, Maeckt twee hondert krijchsknechten gereet, op dat sy tot Cesareen trecken, ende tseventigh ruyters, ende twee hondert schutters, tegen de derde uyre des nachts.
24 Ende laetse [sadel-]beesten bestellen, op dat sy Paulum daer op setten, ende behouden over brengen tot den Stadt-houder Felix.
25 Ende hy schreef eenen brief, hebbende desen inhoudt.
26 Claudius Lysias aen den machtichsten Stadthouder Felix groetenisse.
27 Also dese man van de Ioden gegrepen was, ende van haer omgebracht soude geworden zijn, ben ick daer over gekomen met het krijghsvolck, ende hebbe hem [haer] ontnomen, bericht zijnde dat hy een Romeyn is.
28 Ende willende de saecke weten, waer over sy hem beschuldighden, brachte ick hem af in haren Raedt.
29 Welcken ick bevondt beschuldight te worden over vragen haerer Wet, maer geen beschuldinge tegen hem te zijn, die de doot ofte banden weerdigh is.
30 Ende als my te kennen gegeven was, dat vande Ioden een lage tegen desen man [geleght] soude worden, so hebbe ick [hem] terstont aen u gesonden: gebiedende oock de beschuldigers voor u te seggen ’tgene sy tegen hem hadden. Vaert wel.
31 De krijghs-knechten dan, gelijck haer bevolen was, namen Paulum ende brachten hem des nachts tot Antipatris.
32 Ende des anderen daeghs, latende de ruyters met hem trecken, keerden sy wederom na de leger-plaetse.
33 De welcke als sy te Cesareen gekomen waren, ende den brief den Stadthouder overgelevert hadden, hebben sy oock Paulum voor hem gestelt.
34 Ende de Stadt-houder [den brief] gelesen hebbende, vraeghde, uyt wat provincie hy was, ende verstaende dat hy van Cilicien was,
35 Seyde hy, Ick sal u hooren als oock uwe beschuldigers hier sullen gekomen zijn. Ende hy beval dat hy in het Richt-huys Herodis soude bewaert worden.

Einde Handelingen 23