Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 20 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Handelingen 20

1 NA dat nu den oproer gestilt was, Paulus de discipelen tot hem geroepen ende gegroet hebbende, ginck uyt om na Macedonien te reysen.
2 Ende als hy die deelen doorgereyst, ende haer met vele redenen vermaent hadde, quam hy in Grieckenlandt.
3 Ende als hy [aldaer] dry maenden overgebracht hadde, ende hem van de Ioden lagen geleght wierden, als hy na Syrien soude varen, so wiert hy van sinne weder te keeren door Macedonien.
4 Ende hem vergeselschapte tot in Asien Sopater van Bereen: ende van de Thessalonicensen Aristarchus, ende Secundus, ende Gajus van Derben, ende Timotheus: ende van die van Asien Tychicus ende Trophimus.
5 Dese voor henen gegaen zijnde wachtden ons tot Troas.
6 Wy nu scheepten af van Philippis na de dagen der ongehevelde [brooden], ende quamen in vijf dagen by haer tot Troas, alwaer wy ons seven dagen onthielden.
7 Ende op den eersten [dagh] der weke, als de Discipelen by een gekomen waren om broodt te breken, handelde Paulus met haer, sullende des anderen daeghs verreysen: ende hy streckte [sijne] reden uyt tot den middernacht.
8 Ende daer waren vele lichten inde opper-sale, daer sy vergadert waren.
9 Ende een seker jongelinck met name Eutychus, sat in de venster, ende met eenen diepen slaep overvallen zijnde, also Paulus lange [tot haer] sprack, door den slaep neder-stortende, viel van de derde solderinge nederwaert, ende wierdt doodt opgenomen.
10 Doch Paulus afgekomen zijnde viel op hem, ende [hem] omvangende, seyde hy, En weest niet beroert: want sijne ziele is in hem.
11 Ende als hy [weder] boven gegaen was, ende broodt gebroken, ende [wat] gegeten hadde, ende lange tot den dageraet toe met haer gesproken hadde, vertrock hy alsoo.
12 Ende sy brachten den knecht levende, ende waren boven maten vertroost.
13 Maer wy voor uyt na het schip gegaen zijnde, voeren af na Asson, daer wy Paulum souden innemen. Want hy hadde het alsoo bevolen, ende hy selve soude te voete gaen.
14 Ende als hy hem te Asson by ons gevoeght hadde, namen wy hem in, ende quamen tot Mitylenen.
15 Ende van daer af-gescheept zijnde quamen wy den volgende [dagh] tegen Chios over, ende des anderen [daeghs] leyden wy aen tot Samos, ende bleven te Trogyllion, ende den [dagh] daer aen quamen wy tot Mileten.
16 Want Paulus hadde voorgenomen Ephesen voor by te varen, op dat hy niet en soude den tijdt in Asien verslijten. Want hy spoedde hem, om (so het hem mogelijck ware) op den Pinckster-dagh te Ierusalem te zijn.
17 Maer hy sondt van Mileten na Ephesen, ende hy ontboodt de Ouderlingen der Gemeynte.
18 Ende als sy tot hem gekomen waren, seyde hy tot haer, Ghy lieden weet, van den eersten dagh af dat ick in Asien ben aengekomen, hoe ick by u den ganschen tijdt geweest ben:
19 Dienende den Heere met alle ootmoedicheyt, ende vele tranen, ende versoeckingen, die my overgekomen zijn door de lagen der Ioden.
20 Hoe ick niets achtergehouden hebbe van ’t gene nuttigh was, dat ick u niet en soude verkondight, ende u geleert hebben, in’t openbaer ende by de huysen.
21 Betuygende beyde Ioden ende Griecken de bekeeringe tot Godt ende het geloove in onsen Heere Iesum Christum.
22 Ende nu siet, ick gebonden zijnde door den Geest, reyse na Ierusalem, niet wetende wat my daer ontmoeten sal:
23 Dan dat de heylige Geest van stadt tot stadt betuyght, seggende dat my banden ende verdruckingen aenstaende zijn.
24 Maer ick en achte op geen dinck, noch en houde mijn leven niet dierbaer voor my selven, op dat ick mijnen loop met blijdtschap mach volbrengen, ende den dienst, welcken ick van den Heere Iesu ontfangen hebbe, om te betuygen het Euangelium der genade Godts.
25 Ende nu siet, ick weet dat ghy alle, daer ick doorgegaen ben predikende het Coninckrijcke Godts, mijn aengesicht niet meer sien en sult.
26 Daerom betuyge ick u lieden op desen huydigen dagh, dat ick reyn ben van het bloedt van [u] allen.
27 Want ick en hebbe niet achtergehouden dat ick u niet en soude verkondight hebben alle den raedt Godts.
28 So hebt dan acht op u selven, ende op de geheele cudde, over de welcke u de heylige Geest tot Opsienders gestelt heeft, om de Gemeynte Godts te weyden, welcke hy verkregen heeft door sijn eygen bloedt.
29 Want dit weet ick, dat na mijn vertreck sware wolven tot u inkomen sullen, die de cudde niet en sparen:
30 Ende uyt u selve sullen mannen op-staen, sprekende verkeerde dingen, om de Discipelen af te trecken van achter haer.
31 Daerom waeckt, ende gedenckt dat ick dry jaren [lanck] nacht ende dagh niet opgehouden en hebbe een yegelijck met tranen te vermanen.
32 Ende nu, broeders, ick bevele u Gode, ende den woorde sijner genade: die machtigh is [u] op te bouwen, ende u een erfdeel te geven onder alle de geheylighde.
33 Ick en hebbe niemants silver, ofte gout, ofte kleedinge begeert.
34 Ende ghy selve weet dat dese handen tot mijnen noodtdruft, ende den genen die met my waren, gedient hebben.
35 Ick hebbe u in allen getoont, dat men alsoo arbeydende de swacke moet opnemen, ende gedencken aen de woorden des Heeren Iesu, dat hy geseght heeft, Het is saliger te geven dan te ontfangen.
36 Ende als hy dit geseght hadde heeft hy nederknielende met haer allen gebeden.
37 Ende daer wierdt een groot geween van [haer] allen: ende sy vallende om den hals Pauli cusseden hem:
38 Zeer bedroeft zijnde, allermeest over het woort dat hy geseght hadde, dat sy sijn aengesicht niet meer sien en souden: ende sy geleydden hem na het schip.

Einde Handelingen 20