Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 18 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Handelingen 18

1 ENde na desen scheydde Paulus van Athenen, ende quam tot Corinthen.
2 Ende vondt eenen sekeren Iode met name Aquila, van geboorte uyt Pontus, die onlanghs van Italien gekomen was, ende Priscillam sijn wijf, (om dat Claudius bevolen hadde, dat alle de Ioden uyt Roomen vertrecken souden) ende hy ginck tot haer:
3 Ende om dat hy van ’tselve handwerck was, bleef hy by haer, ende wrocht: want sy waren tenten-makers van handwerck.
4 Ende hy handelde op elcken Sabbath in de Synagoge, ende beweeghde [tot den geloove] Ioden ende Griecken.
5 Ende als Silas ende Timotheus van Macedonien afgekomen waren, wiert Paulus door den Geest gedrongen, betuygende den Ioden dat Iesus is de Christus.
6 Maer als sy weder-stonden ende lasterden, schuddede hy [sijne] kleederen af, ende seyde tot haer, Uw’ bloedt [zy] op uw’ hooft: Ick ben reyn: ende van nu voort sal ick tot de Heydenen henen gaen.
7 Ende van daer gegaen zijnde quam hy in het huys van eenen [man] met name Iustus, die Godt diende, wiens huys paelde aen de Synagoge.
8 Ende Crispus de Overste der Synagoge geloofde aen den Heere met geheel sijn huys, ende vele van de Corintheren [hem] hoorende geloofden, ende wierden gedoopt.
9 Ende de Heere seyde tot Paulum door een gesichte in der nacht, En zijt niet bevreest, maer spreeckt ende swijght niet.
10 Want ick ben met u, ende niemandt en sal [de handt] aen u leggen om u quaedt te doen: want ick hebbe veel volcks in dese stadt.
11 Ende hy onthield hem [aldaer] een jaer ende ses maenden, leerende onder haer het woort Godts.
12 Maer als Gallio Stadthouder van Achaja was, stonden de Ioden eendrachtelijck tegen Paulum op, ende brachten hem voor den Rechter-stoel:
13 Seggende, Dese raedt de menschen aen, dat’se Godt souden dienen tegen de Wet.
14 Ende als Paulus [sijnen] mondt souden open doen, seyde Gallio tot de Ioden, So daer eenigh ongelijck, ofte quaet stuck [begaen] ware, O Ioden, so soude ick met reden u lieden verdragen:
15 Maer indien daer geschil is over een woort, ende namen, ende [over] de wet die onder u is, so sult ghy selve toesien: want ick en wil over dese dingen geen rechter zijn.
16 Ende hy dreef’se wech van den Rechter-stoel.
17 Maer alle de Griecken namen Sosthenem den oversten der Synagoge, ende sloegen [hem] voor den Rechter-stoel: ende Gallio en trock hem geen van dese dingen aen.
18 Ende als Paulus daer noch vele dagen gebleven was, nam hy afscheydt van de Broederen, ende scheepte van daer na Syrien: ende Priscilla ende Aquila met hem, [sijn] hooft te Cenchreen geschoren hebbende: want hy hadde een gelofte [gedaen].
19 Ende hy quam te Ephesen aen, ende liet’se aldaer: maer hy ginck in de Synagoge, ende handelde met de Ioden.
20 Ende als sy baden dat hy langer by haer blijven soude, en bewillighde hy’t niet:
21 Maer hy nam afscheydt van haer, seggende, Ick moet ganschelijck het toekomende Feest te Ierusalem houden: Doch ick sal tot u weder keeren, so Godt wil. Ende hy voer wech van Ephesen.
22 Ende als hy te Cesareen was gekomen, ginck hy op [na Ierusalem], ende de Gemeynte gegroet hebbende, ginck hy af na Antiochien.
23 Ende als hy [aldaer] eenigen tijdt geweest hadde, ginck hy wech, ende doorreysde vervolgens het landt van Galatien ende Phrygien, versterckende alle de Discipelen.
24 Ende een seker Iode, met name Apollos, van geboorte een Alexandriner, een welsprekende man, quam te Ephesen, machtigh zijnde in de Schriften.
25 Dese was inden wegh des Heeren onderwesen: ende vyerich zijnde van geeste, sprack hy ende leerde neerstelijck de saecken des Heeren, wetende alleenlijck den Doop Ioannis.
26 Ende dese begon vrymoedelijck te spreken inde Synagoge: ende als hem Aquila ende Priscilla gehoort hadden, namen sy hem tot haer, ende leyden hem den wegh Godts bescheydelijcker uyt.
27 Ende als hy wilde na Achajam reysen, de Broeders [hem] vermaent hebbende, schreven aen de Discipelen, dat sy hem ontfangen souden: welcke daer gekomen zijnde, heeft hy veel toegebracht den genen die geloofden door de genade.
28 Want hy overtuyghde de Ioden met grooten ernst in’t openbaer, bewijsende door de Schriften, dat Iesus de Christus was.

Einde Handelingen 18