Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 14 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Handelingen 14

1 ENde het geschiedde te Iconien, dat sy te samen gingen in de Synagoge der Ioden, ende alsoo spraken, dat een groote menichte beyde van Ioden ende Griecken geloofde.
2 Maer de Ioden die ongehoorsaem waren, verweckten ende verbitterden de zielen der Heydenen tegen de broeders.
3 Sy verkeerden dan [aldaer] eenen langen tijdt, vrymoedelick sprekende inden Heere, die getuygenisse gaf den woorde sijner genade, ende gaf, dat teeckenen ende wonderen geschiedden door hare handen.
4 Ende de menichte der stadt wiert verdeelt: ende sommige waren met de Ioden, ende sommige met de Apostelen.
5 Ende als daer een oploop geschiedde beyde van Heydenen ende van Ioden, met hare Overste,, om haer smaetheyt aen te doen, ende te steenigen,
6 Zijn sy, [alles] overleght hebbende, gevlucht na de steden van Lycaonien, [namelick] Lystren ende Derben, ende het omliggende landt:
7 Ende vercondighden aldaer het Euangelium.
8 Ende een seker man te Lystren, sat onmachtich aen de voeten, kreupel zijnde van sijns moeders lijf, die noyt en hadde gewandelt.
9 Dese hoorde Paulum spreken: welcke de oogen op hem houdende, ende siende dat hy geloove hadde om gesont te worden,
10 Seyde met grooter stemme, Staet recht op uwe voeten. Ende hy sprongh op ende wandelde.
11 Ende de scharen siende ’t gene Paulus gedaen hadde, verhieven hare stemmen, ende seyden in’t Lycaonisch, De Goden zijn den menschen gelijck geworden, ende tot ons neder gekomen.
12 Ende sy noemden Barnabam Iupiter, ende Paulum Mercurius, om dat hy het woort voerde.
13 Ende de Priester van Iupiter die voor hare stadt was, als hy ossen ende crantsen aen de voor-poorten gebracht hadde, wilde hy offeren met de scharen.
14 Maer de Apostelen, Barnabas ende Paulus, [dat] hoorende scheurden hare cleederen, ende sprongen onder de schare, roepende,
15 Ende seggende, Mannen, waerom doet ghy dese dingen? Wy zijn oock menschen van gelijcke bewegingen als ghy, ende vercondigen u lieden dat ghy u soudt van dese ydele [dingen] bekeeren tot den levendigen Godt, die gemaeckt heeft den hemel, ende de aerde, ende de zee, ende al ’t gene in de selve is.
16 Welcke in de voorledene tijden alle de Heydenen heeft laten wandelen in hare wegen.
17 Hoe wel hy nochtans hem selven niet onbetuyght gelaten en heeft, goet doende van den hemel, ons regen ende vruchtbare tijden gevende, vervullende onse herten met spijse ende vrolickheyt.
18 Ende dit seggende en wederhielden sy nauwlijcks de scharen, dat sy haer niet en offerden.
19 Maer daer over quamen Ioden van Antiochien ende Iconien, ende overrededen de scharen, ende steenighden Paulum, ende sleepten [hem] buyten de stadt: meynende dat hy doodt was.
20 Doch als hem de Discipelen omringht hadden, stondt hy op, ende quam in de stadt: ende des anderen daeghs ginck hy met Baraba uyt na Derben.
21 Ende als sy der selve stadt het Euangelium verkondight, ende vele discipelen gemaeckt hadden, keerden sy weder na Lystren, ende Iconien, ende Antiochien:
22 Versterckende de zielen der Discipelen, [ende] vermanende dat’se souden blijven in het geloove, ende dat wy door vele verdruckingen moeten ingaen in het Coninckrijcke Godts.
23 Ende als sy haer in elcke Gemeynte met opsteken der handen Ouderlingen verkoren hadden, gebeden hebbende met vasten, bevalen sy’se den Heere, in welcken sy gelooft hadden.
24 Ende Pisidien door-gereyst hebbende, quamen sy in Pamphylien.
25 Ende als sy tot Pergen het woort gesproken hadden, quamen sy af na Attalien.
26 Ende van daer scheepten sy af na Antiochien, van waer sy der genade Godts bevolen waren geweest tot het werck dat sy volbracht hadden.
27 Ende daer gekomen zijnde, ende de Gemeynte vergadert hebbende, verhaelden sy wat groote dingen Godt met haer gedaen hadde, ende dat hy den Heydenen de deure des geloofs geopent hadde.
28 Ende sy verkeerden aldaer geenen kleynen tijdt met de Discipelen.

Einde Handelingen 14