Statenvertaling.nl

sample header image

Mattheüs 23 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Inleiding Nieuwe Testament
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Mattheüs 23

1 DOe sprack Iesus tot de scharen ende tot sijne Discipelen,
2 Seggende, De Schriftgeleerde, ende de Phariseen zijn geseten op den stoel Mosis:
3 Daerom al wat sy u seggen dat ghy houden sult, hout [dat] ende doet [het,] maer en doet niet nae hare wercken: want sy seggen ’t, ende en doen ’t niet.
4 Want sy binden lasten die swaer zijn ende qualick om dragen, ende leggense op de schouderen der menschen, maer sy en willen die met haren vinger niet verroeren.
5 Ende alle hare wercken doen sy om van de menschen gesien te worden. Want sy maken hare gedenck-cedels breedt, ende maken de zoomen van hare kleederen groot.
6 Ende sy beminnen de voor-aensittinge in de maeltijden, ende de voorgestoelten in de Synagogen.
7 Oock de begroetingen op de merckten ende van de menschen genaemt te worden Rabbi, Rabbi.
8 Doch ghy en sult niet Rabbi genaemt worden, want een is uw’ Meester, [namelick] Christus: ende ghy zijt alle broeders.
9 Ende en sult niemant uwen vader noemen op der aerden: want een is uw’ vader, [namelick] die in de hemelen is.
10 Noch ghy en sult niet meesters genoemt worden: want een is uw’ meester [namelick] Christus:
11 Maer de meeste van u sal uw’ dienaer zijn.
12 Ende wie hem selven verhoogen sal, [die] sal vernedert worden: ende wie hem selven sal vernederen, [die] sal verhooght worden.
13 Maer wee u ghy Schriftgeleerde ende Phariseen, ghy geveynsde: Want ghy sluyt het Coninckrijck der hemelen voor de menschen, overmits ghy [daer] niet in en gaet, noch de gene die ingaen souden, niet en laet ingaen.
14 Wee u ghy Schriftgeleerde ende Phariseen, ghy geveynsde: Want ghy eet de huysen der weduwen op, ende [dat] onder den schijn van lange te bidden. Daerom sult ghy te swaerder oordeel ontfangen.
15 Wee u ghy Schriftgeleerde ende Phariseen, ghy geveynsde: Want ghy omreyst zee ende lant om een Iode-genoot te maken: ende als hy het geworden is, soo maeckt ghy hem een kint der hellen, tweemael meer dan ghy [zijt].
16 Wee u ghy blinde leydslieden, die segget, Soo wie gesworen sal hebben by den Tempel, dat en is niet: maer so wie gesworen sal hebben by het gout des Tempels, die is schuldigh.
17 Ghy dwase ende blinde: want welck is meerder, het gout, ofte de Tempel die het gout heylight?
18 Ende so wie gesworen sal hebben by den altaer, dat en is niet: maer so wie gesworen sal hebben by de gave, die daer op is, die is schuldigh.
19 Ghy dwase ende blinde: want wat is meerder, de gave, of den altaer die de gave heylight?
20 Daerom wie sweert by den altaer, die sweert by den selven, ende by al wat daer op is.
21 Ende wie sweert by den Tempel, die sweert by den selven, ende by dien die daer in woont.
22 Ende wie sweert by den Hemel, die sweert by den throon Godts, ende by dien die daer op sit.
23 Wee u ghy Schriftgeleerde ende Phariseen, ghy geveynsde, want ghy vertient de munte, ende de dille, ende het komijn, ende ghy laet nae het swaerste der Wet, [namelick] het oordeel, ende de barmherticheyt, ende het geloove. Dese dingen moestmen doen, ende de andere niet nalaten.
24 Ghy blinde leydslieden, die ghy de mugge uytsijget, ende den kemel doorswelget.
25 Wee u ghy Schriftgeleerde ende Phariseen, ghy geveynsde: want ghy reynight het buytenste des drinckbekers ende des schotels, maer van binnen zijnse vol van roof ende onmaticheyt.
26 Ghy blinde Phariseer reynight eerst dat binnen in den drinckbeker ende de schotel is, op dat oock het buytenste der selve reyn worde.
27 Wee u ghy Schrift-geleerde ende Phariseen, ghy geveynsde: want ghy zijt de wit-geplaesterde graven gelijck, die van buyten wel schoon schijnen, maer van binnen zijnse vol doodts-beenderen ende aller onreynicheyt.
28 Also oock schijnt ghy wel den menschen van buyten rechtveerdich, maer van binnen zijt ghy vol geveynstheyt ende ongerechticheyt.
29 Wee u ghy Schrift-geleerde ende Phariseen, ghy geveynsde: want ghy bouwt de graven der Propheten op, ende verciert de graf-teeckenen der rechtveerdige.
30 Ende segget, Indien wy ten tijden onser Vaderen hadden geweest, wy en souden met haer geen gemeenschap gehadt hebben aen het bloet der Propheten.
31 Aldus getuyght ghy [tegen] u selven, dat ghy kinderen zijt der gene die de Propheten gedoot hebben.
32 Ghy [dan] oock vervult de mate uwer Vaderen.
33 Ghy slangen, ghy adderen gebroetsels, hoe soudt ghy de helsche verdoemenisse ontvlieden?
34 Daerom siet ick sende tot u Propheten, ende Wijse, ende Schriftgeleerde, ende uyt den selven sult ghy [sommige] dooden ende kruycigen, ende [sommige] uyt den selven sult ghy geesselen in uwe Synagogen, ende sultse vervolgen van stadt tot stadt.
35 Op dat op u kome alle het rechtveerdige bloet, dat vergoten is op der aerden, van het bloet des rechtveerdigen Abels af tot op het bloet Zacharie des soons Barachie, welcken ghy gedoot hebt tusschen den Tempel ende den altaer.
36 Voorwaer segge ick u, alle dese dingen sullen komen over dit geslachte.
37 Ierusalem, Ierusalem, ghy die de Propheten doodet, ende steenight die tot u gesonden zijn: Hoe menichmael hebbe ick uwe kinderen willen by een vergaderen, gelijckerwijs een hinne hare kieckenen by een vergadert onder de vleugelen, de ghy-lieden en hebt niet gewilt.
38 Siet uw’ huys wort u woest gelaten.
39 Want ick segge u, ghy en sult my van nu aen niet sien, tot dat ghy seggen sult, Gesegent is hy die komt in den Name des Heeren.

Einde Mattheüs 23