Statenvertaling.nl

sample header image

Zacharia 9 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Zacharia 9

1 DE Last van het woort des HEEREN over het lant Chadrach, ende Damascus, desselven ruste: want de HEERE heeft een ooge [over] den mensche, gelijck [over] alle de stammen Israëls.
2 Ende oock sal hy Hamath met de selve bepalen: Tyrus ende Zidon, hoe wel sy seer wijs is:
3 Ende Tyrus sich sterckten gebouwt heeft, ende silver versamelt heeft als stof, ende fijn gout als slijck der straten.
4 Siet, de Heere salse uyt het besitt stooten, ende hy sal hare vestinge in de zee verslaen: ende sy sal met vyere verteert worden.
5 Askelon sal’t sien, ende sal vreesen, desgelijcks Gaza, ende sal groote smerte hebben, mitsgaders Ekron, dewijle ’t gene daer sy op sagen, [haer] heeft te schande gemaeckt: ende de Coninck uyt Gaza sal vergaen, ende Askelon en sal niet bewoont worden.
6 Ende de bastaert sal te Asdod woonen, ende ick sal den hoochmoet der Philistynen uytroeyen.
7 Ende ick sal sijn bloet uyt sijnen monde wech doen, ende sijne verfoeyselen van tusschen sijne tanden: also sal hy oock onsen Godt overblijven: ja hy sal zijn als een Vorst in Iuda, ende Ekron, als de Iebusiter.
8 Ende ick sal my rontom mijn huys legeren, van wegen het heyrleger, van wegen den doorgaenden, ende van wegen den weder-keerenden, op dat de drijver niet meer door haer door en gae: want nu hebbe ick [het] met mijne oogen aengesien.
9 Verheucht u seer, ghy dochter Zions, juycht ghy dochter Ierusalems, Siet u Coninck sal u komen, rechtveerdich, ende hy is een heylant: arm, ende rijdende op eenen esel, ende op een veulen, een jonck der eselinnen.
10 Ende ick sal de wagenen uyt Ephraim uytroeyen, ende de peerden uyt Ierusalem: oock sal de strijt-boge uyt-geroeyt worden, ende hy sal den heydenen vrede spreken: ende sijne heerschappye sal zijn van zee tot aen zee, ende van de riviere tot aen de eynden der aerde.
11 U oock aengaende [ ô Zion] door het bloet uwes verbonts, hebbe ick uwe gebondene uyt den kuyl daer geen water in en is, uyt-gelaten.
12 Keert ghy-lieden weder tot de Sterckte, ghy gebondene die daer hopet: oock heden verkondige ick, dat ick u dobbel sal weder geven:
13 Als ick my Iuda sal gespannen, [ende] ick Ephraim den boge sal gevult hebben: ende ick uwe kinderen, ô Zion, sal verweckt hebben tegen uwe kinderen, ô Grieckenlant, ende u gestelt sal hebben als het sweert eenes Helts.
14 Ende de HEERE sal over haer-lieden verschijnen, ende sijne pijlen sullen uytvaren als een blixem: ende de Heere HEERE sal met de basuyne blasen, ende hy sal voort-treden met stormen uyt den zuyden.
15 De HEERE der heyrscharen salse beschutten, ende sy sullen eten, na dat sy de slinger-steenen sullen t’ondergebracht hebben: sy sullen oock drincken [ende] een gedruys maken als de wijn: ende sy sullen vervult worden, gelijck het becken, gelijck de hoecken des altaers.
16 Ende de HEERE hare Godt salse te dien dage behouden, als zijnde de cudde sijnes volcks: want gecroonde steenen sullen in sijn lant, als een baniere opgericht worden.
17 Want hoe groot sal sijn goet wesen! ende hoe groot sal sijne schoonheyt wesen! het coorn sal de jongelingen, ende de most sal de jonckvrouwen sprekende maken.

Einde Zacharia 9