Statenvertaling.nl

sample header image

Zacharia 12 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Zacharia 12

1 DE last des woorts des HEEREN over Israël: De HEERE spreeckt, die den hemel uytbreydet, ende de aerde grontvestet, ende des menschen geest in sijn binnenste formeert.
2 Siet, ick sal Ierusalem stellen [tot] een drinck-schale der swijmelinge allen volcken rontom: ja oock salse zijn over Iuda, in de belegeringe tegen Ierusalem.
3 Ende het sal te dien dage geschieden, dat ick Ierusalem stellen sal tot eenen lastigen steen allen volcken, alle die sich daer mede beladen, sullen gewisselick door-sneden worden: ende alle de volckeren der aerde sullen sich tegen haer versamelen.
4 Te dien dage, spreeckt de HEERE, sal ick alle peerden met schouwicheyt slaen, ende hare ruyters met sinneloosheyt: maer over het huys Iuda sal ick mijne oogen openen, ende alle peerden der volckeren sal ick met blintheyt slaen.
5 Dan sullen de Leytslieden van Iuda in haer herte seggen, De inwoonders van Ierusalem sullen my eene sterckte zijn in den HEERE der heyrscharen haren Godt.
6 Te dien dage, sal ick de Leytslieden van Iuda stellen als eenen vyerigen heert onder het hout, ende als eene vyerige fackel onder de schooven, ende sy sullen ter rechter ende ter slincker zijde alle volcken rontom verteeren: ende Ierusalem sal noch blijven in hare plaetse te Ierusalem.
7 Ende de HEERE sal de tenten Iuda ten voorsten behouden, op dat de heerlickheyt des huys Davids, ende de heerlickheyt der inwoonderen van Ierusalem, haer niet en verheffe tegen Iuda.
8 Te dien dage sal de HEERE de inwoonders van Ierusalem beschutten, ende die die onder haer struyckelen soude, sal te dien dage zijn als David: ende het huys Davids sal zijn als Goden, als de Engel des HEEREN voor haeraengesichte.
9 Ende ’t sal te dien dage geschieden, dat ick sal soecken te verdelgen alle heydenen, die tegen Ierusalem aenkomen.
10 Doch over het huys Davids, ende over de inwoonders van Ierusalem, sal ick uytstorten den Geest der genade, ende der gebeden, ende sy sullen my aenschouwen, dien sy door-steken hebben: ende sy sullen over hem rouw-klagen, als [met] de rouw-clage over eenen eenigen sone; ende sy sullen over hem bitterlick kermen, gelijckmen bitterlick kermt over eenen eerst-geborenen.
11 Te dien dage sal te Ierusalem de rouw-clage groot zijn, gelijck die rouw-clage van Hadadrimmon, in het dal van Megiddon.
12 Ende het lant sal rouw-clagen, elck geslachte bysonder: het geslachte des huys Davids bysonder, ende haerlieder wijven bysonder, ende het geslachte des huys Nathans bysonder, ende hare wijven bysonder.
13 Het geslachte des huys Levi bysonder, ende hare wijven bysonder: het geslachte Simei bysonder, ende hare wijven bysonder.
14 Alle de overige geslachten, elck geslachte bysonder, ende haer-lieder wijven bysonder.

Einde Zacharia 12