Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 DE last, welcken Habakuk de prophete gesien heeft: |
2 HEERE, hoe lange schreeuwe ick, ende ghy en hoort niet? [hoe lange] roepe ick, Gewelt, tot u, ende ghy en verlost niet? |
3 Waerom laet ghy my ongerechticheyt sien, ende aenschouwt de quellinge? want verwoestinge ende gewelt is tegen my over, ende daer is twist, ende men neemt gekijf op. |
4 Daerom wort de wet onderlaten, ende het recht en komt nimmermeer voort: want de godtloose omringt den rechtveerdigen, daerom komt het recht verdraeyt voort. |
5 Siet onder de heydenen, ende aenschouwt, ende verwondert u, verwondert u; want ick wercke een werck in ulieder dagen, [’t welck] ghy niet gelooven en sult, als het vertelt sal worden. |
6 Want siet, ick verwecke de Chaldeen, een bitter ende snel volck, treckende door de breedten der aerde, om erffelick te besitten wooningen die sijne niet en zijn. |
7 Schricklick ende vreeslick is ’tselve: sijn recht ende sijne hoocheyt gaet van hem-selven uyt. |
8 Want sijne peerden zijn lichter dan de luypaerden, ende sy zijn scherper dan de avont-wolven, ende sijne ruyters verspreyden haer: ja sijne ruyters sullen van verre komen, sy sullen vliegen als een arent, sich spoedigende om te eten. |
9 Het sal geheelick tot gewelt komen, wat sy inslorpen sullen met hare aengesichten, [sullen sy brengen] nae’t oosten, ende het sal de gevangene versamelen als zant. |
10 Ende hy sal de Coningen beschimpen, ende de Princen sullen hem een belacchinge zijn: hy sal alle vestinge belacchen, want hy sal stof vergaderen, ende hy salse innemen. |
11 Dan sal hy den geest veranderen, ende hy sal door-trecken, ende sich schuldich maken, [houdende] dese sijne kracht voor sijnen Godt. |
12 En zijt ghy niet van outs af de HEERE mijn Godt, mijn Heylige? wy en sullen niet sterven: ô HEERE, tot een oordeel hebt ghy hem gestelt, ende ô rotze, om te straffen hebt ghy hem gegrontvest. |
13 Ghy zijt te reyn van oogen, dan dat ghy het quade soudet sien, ende de quellinge en cont ghy niet aenschouwen: waerom soudt ghy aenschouwen die trouwlooslick handelen? [waerom] soudt ghy swijgen, als de godtloose dien verslindt, die rechtveerdiger is dan hy? |
14 Ende [waerom] soudt ghy de menschen maken, als de visschen der zee? als het cruypende gedierte, dat geenen heerscher en heeft? |
15 Hy trecktse alle met den angel op, hy vergadertse in sijn garen, ende hy versameltse in sijn net: daerom verblijdt ende verheucht hy sich. |
16 Daerom offert hy aen sijn garen, ende roockt aen sijn net: want door de selve is sijn deel vet geworden, ende sijne spijse smoutich. |
17 Sal hy dan daerom [altoos] sijn garen ledich maken? ende en sal hy niet verschoonen, met altoos de volckeren te dooden? |