Statenvertaling.nl

sample header image

Habakuk 1 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Habakuk 1

1 DE last, welcken Habakuk de prophete gesien heeft:
2 HEERE, hoe lange schreeuwe ick, ende ghy en hoort niet? [hoe lange] roepe ick, Gewelt, tot u, ende ghy en verlost niet?
3 Waerom laet ghy my ongerechticheyt sien, ende aenschouwt de quellinge? want verwoestinge ende gewelt is tegen my over, ende daer is twist, ende men neemt gekijf op.
4 Daerom wort de wet onderlaten, ende het recht en komt nimmermeer voort: want de godtloose omringt den rechtveerdigen, daerom komt het recht verdraeyt voort.
5 Siet onder de heydenen, ende aenschouwt, ende verwondert u, verwondert u; want ick wercke een werck in ulieder dagen, [’t welck] ghy niet gelooven en sult, als het vertelt sal worden.
6 Want siet, ick verwecke de Chaldeen, een bitter ende snel volck, treckende door de breedten der aerde, om erffelick te besitten wooningen die sijne niet en zijn.
7 Schricklick ende vreeslick is ’tselve: sijn recht ende sijne hoocheyt gaet van hem-selven uyt.
8 Want sijne peerden zijn lichter dan de luypaerden, ende sy zijn scherper dan de avont-wolven, ende sijne ruyters verspreyden haer: ja sijne ruyters sullen van verre komen, sy sullen vliegen als een arent, sich spoedigende om te eten.
9 Het sal geheelick tot gewelt komen, wat sy inslorpen sullen met hare aengesichten, [sullen sy brengen] nae’t oosten, ende het sal de gevangene versamelen als zant.
10 Ende hy sal de Coningen beschimpen, ende de Princen sullen hem een belacchinge zijn: hy sal alle vestinge belacchen, want hy sal stof vergaderen, ende hy salse innemen.
11 Dan sal hy den geest veranderen, ende hy sal door-trecken, ende sich schuldich maken, [houdende] dese sijne kracht voor sijnen Godt.
12 En zijt ghy niet van outs af de HEERE mijn Godt, mijn Heylige? wy en sullen niet sterven: ô HEERE, tot een oordeel hebt ghy hem gestelt, ende ô rotze, om te straffen hebt ghy hem gegrontvest.
13 Ghy zijt te reyn van oogen, dan dat ghy het quade soudet sien, ende de quellinge en cont ghy niet aenschouwen: waerom soudt ghy aenschouwen die trouwlooslick handelen? [waerom] soudt ghy swijgen, als de godtloose dien verslindt, die rechtveerdiger is dan hy?
14 Ende [waerom] soudt ghy de menschen maken, als de visschen der zee? als het cruypende gedierte, dat geenen heerscher en heeft?
15 Hy trecktse alle met den angel op, hy vergadertse in sijn garen, ende hy versameltse in sijn net: daerom verblijdt ende verheucht hy sich.
16 Daerom offert hy aen sijn garen, ende roockt aen sijn net: want door de selve is sijn deel vet geworden, ende sijne spijse smoutich.
17 Sal hy dan daerom [altoos] sijn garen ledich maken? ende en sal hy niet verschoonen, met altoos de volckeren te dooden?

Einde Habakuk 1