Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 HOoret nu, wat de HEERE seyt: Maeckt u op, twist met de bergen, ende laet de heuvelen uwe stemme hooren. |
2 Hooret, ghy bergen, den twist des HEEREN, mitsgaders ghy stercke fondamenten der aerde: want de HEERE heeft eenen twist met sijn volck, ende hy sal sich met Israël in recht begeven. |
3 O mijn volck, wat heb ick u gedaen? ende waer mede heb’ ick u vermoeyt? betuycht tegen my. |
4 Immers heb ick u uyt Egyptenlant opgevoert, ende u uyt den diensthuyse verlost: ende ick hebbe voor u aengesichte henen gesonden, Mose, Aaron ende Mirjam. |
5 Mijn volck, gedenckt doch wat Balak, de Coninck van Moab, beraetslaechde, ende wat hem Bileam, de sone Beors, antwoordde: [ende wat geschiet zy] van Sittim aen tot Gilgal toe; op dat ghy de gerechticheden des HEEREN kennet. |
6 Waer mede sal ick den HEERE tegen komen, [ende] my bucken voor den hoogen Godt? sal ick hem tegen komen met brand-offeren? met een-jarige kalveren? |
7 Soude de HEERE een welgevallen hebben aen duysenden van rammen? aen tien duysenden van oly-beken? Sal ick mijnen eerst-geborenen geven [voor] mijne overtredinge? de vrucht mijns buycks [voor] de sonde mijner ziele? |
8 Hy heeft u bekent gemaeckt, ô mensche, wat goet is: ende wat eyscht de HEERE van u, als recht te doen, ende weldadicheyt lief te hebben, ende ootmoedichlick te wandelen met uwen Godt? |
9 De stemme des HEEREN roept tot de Stadt, (want uwen Naem siet het wesen:) Hoort de roede, ende wiese bestelt heeft. |
10 Zijnder [niet] noch [in] eens yeders godtloosen huys, schatten der godtloosheyt? ende een schaers Epha, dat te verfoeyen is? |
11 Soud’ick reyn zijn, met een godtloose weech-schale? ende met eenen sack van bedriechlicke weech-steenen? |
12 Dewijle haer rijcke lieden vol zijn van gewelt, ende hare inwoonders leugen spreken; ende hare tonge bedriechlick is in haren monde: |
13 So sal ick [u] oock krencken, u slaende, [ende] verwoestende om uwe sonden. |
14 Ghy sult eten, maer niet versadicht worden, ende uwe nederdruckinge sal in’t midden van u zijn: ende ghy sult aengrijpen, maer niet wech-brengen, ende wat ghy sult wech-brengen sal ick den sweerde over geven. |
15 Ghy sult zaeyen, maer niet maeyen: ghy sult olijven treden, maer u met olye niet salven; ende most, maer geenen wijn drincken. |
16 Want de insettingen van Omri worden onderhouden, ende ’t gantsche werck des huyses Achabs; ende ghy wandelet in der selver raedtslagen: op dat ick u stelle tot verwoestinge, ende hare inwoonders tot aenfluytinge; Also sult ghy de smaetheyt mijns volcks dragen. |