Statenvertaling.nl

sample header image

Leviticus 2 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Leviticus 2

1 ALs nu eene ziele eene offerhande van Spijsoffer den HEERE sal offeren, sijne offerhande sal meel-bloeme zijn: ende hy sal olie daer op gieten, ende wieroock daer op leggen.
2 Ende hy sal dat brengen tot de sonen Aarons, de Priesteren, welcker [een] daer van sijne hant vol grijpen sal uyt des selven meel-bloeme, ende uyt des selven olie, met alle des selven wieroock: ende de Priester sal des selven gedenck-offer aensteken op den altaer; ’t is een vyeroffer [ten] lieflicken reucke den HEERE.
3 Wat nu overblijft van den spijsoffer, sal Aarons, ende sijner sonen zijn: ’t is eene heylicheyt der heylicheden van de vyerofferen des HEEREN.
4 Ende als ghy offeren sult eene offerhande van spijsoffer, een geback des ovens; het sullen zijn ongesuerde koecken, van meel-bloeme met olie gemengt, ende ongesuerde vladen met olie bestreken.
5 Ende indien uwe offerhande spijsoffer is inde panne [gekoockt]; sy sal zijn van ongesuerde meel-bloeme met olie gemengt.
6 Breecktse in stucken, ende giet olie daer op: ’t is een spijsoffer.
7 Ende so uwe offerhande een spijsoffer des ketels is: ’t sal van meel-bloeme met olie gemaeckt worden.
8 Dan sult ghy dat spijsoffer, het welcke daer van sal gemaeckt worden, den HEERE toebrengen: ende men sal ’t tot den Priester doen naederen, die dat tot den altaer dragen sal.
9 Ende de Priester sal van dat spijsoffer, des selven gedenck-offer opnemen, ende op den altaer aensteken: ’t is een vyeroffer [ten] lieflicken reucke den HEERE.
10 Ende wat overblijft van het spijsoffer, sal Aarons ende sijner sonen zijn: ’tis eene heylicheyt der heylicheden van de vyerofferen des HEEREN.
11 Geen spijsoffer, dat ghy den HEERE sult offeren, sal met deessem gemaeckt worden: want van geenen suerdeessem, ende van geenen honich en sult ghy lieden den HEERE vyeroffer aensteken.
12 De offerhande der eerstelingen, die sult ghy den HEERE offeren: maer op den altaer en sullen sy niet komen, ten lieflicken reucke.
13 Ende alle offerhande uwes spijsoffers sult ghy met sout souten, ende het sout des verbonts uwes Godts van u spijsoffer niet laten afblijven: met alle uwe offerhande sult ghy sout offeren.
14 Ende so ghy den HEERE een spijs-offer der eerster vruchten offert; sult ghy het spijs-offer uwer eerster vruchten van groene aren by het vyer gedorret, dat is, het kleyn gebroken graen van volle groene aren, offeren.
15 Ende ghy sult olie daer op doen, ende wieroock daer op leggen: ’t is een spijs-offer.
16 So sal de Priester des selven gedenck-offer aensteken, van sijn kleyn gebroken graen, ende van sijn olie, met al den wieroock: het is een vyer-offer den HEERE.

Einde Leviticus 2