Statenvertaling.nl

sample header image

Hosea 5 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Hosea 5

1 HOoret dit, ghy Priesters, ende mercket op, ghy huys Israëls; ende nemet ter ooren, ghy huys des Conincx; want ulieden [gaet] dit oordeel aen: om dat ghy een strick zijt geworden te Mizpa, ende een uytgespannen nett op Thabor.
2 Ende die afwijcken, verdiepen sich [om] te slachten: maer ick sal haer allen een tuchtmeester zijn.
3 Ick kenne Ephraim, ende Israël en is voor my niet verborgen: dat ghy, ô Ephraim, nu hoereert, [ende] Israël verontreynicht is.
4 Sy en stellen hare handelingen niet aen om haer tot haren Godt te bekeeren: want de geest der hoereryen is in’t midden van haer, ende den HEERE en kennen sy niet.
5 Dies sal Israëls hoovaerdye in sijn aengesichte getuygen: ende Israël ende Ephraim sullen vallen door hare ongerechticheyt; oock sal Iuda met hen vallen.
6 Met hare schapen, ende met hare runderen sullen sy [dan] gaen om den HEERE te soecken, maer niet vinden: hy heeft sich van hen onttrocken.
7 Sy hebben trouwlooslick gehandelt tegen den HEERE; want sy hebben vreemde kinderen gewonnen: nu sal haer de Nieuwe-maent verteeren met hare deelen.
8 Blaset de basuyne te Gibea, de trompette te Rama: roepet luyde [te] Beth-Aven; achter u, Benjamin.
9 Ephraim sal tot verwoestinge worden, ten dage der straffe: onder de stammen Israëls, heb ick bekent gemaeckt dat gewis is.
10 De Vorsten van Iuda zijn geworden gelijck die de lantpale verrucken: Ick sal mijne verbolgentheyt, als water, over haer uyt gieten.
11 Ephraim is verdruckt, hy is verplettert met recht: want hy heeft [soo] gewilt; hy heeft gewandelt nae het gebodt.
12 Daerom sal ick Ephraim zijn als eene motte: ende den huyse Iuda als eene verrottinge.
13 Als Ephraim sijne kranckheyt sach, ende Iuda sijn geswel; so tooch Ephraim tot Assur, ende hy sondt tot den Coninck Iareb: maer die en sal ulieden niet konnen genesen, noch en sal het geswel van ulieden niet heelen.
14 Want ick sal Ephraim zijn als een felle leeuw, ende den huyse Iuda, als een jonge leeuw: Ick, Ick sal verscheuren ende henen gaen; ick sal wechvoeren, ende daer en sal geen redder zijn.
15 Ick sal henen gaen [ende] keeren weder tot mijne plaetse, tot dat sy haerselven schuldich kennen ende mijn aengesichte soecken: als haer bange sal zijn, sullen sy my vroech soecken.

Einde Hosea 5