Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 DIe van Ephraim hebben my omcingelt met leugen, ende het huys Israëls met bedroch: maer Iuda heerschte noch met Godt, ende was met de Heyligen getrouw. |
2 Ephraim weydt sich met wint, ende jaecht den Oostenwint na; den gantschen dach vermenichvuldigt hy leugen ende verwoestinge: ende sy maken verbont met Assur, ende de olye wort nae Egypten gevoert. |
3 Oock heeft de HEERE eenen twist met Iuda, ende hy sal besoeckinge doen over Iacob nae sijne wegen, nae sijne handelingen sal hy hem vergelden. |
4 In [moeders] buyck hieldt hy sijnen broeder by de verssen: ende in sijne kracht droech hy sich vorstelick met Godt. |
5 Ia hy droech sich vorstelick tegen den Engel, ende overmocht [hem]; hy weende, ende smeeckte hem: [Te] Beth-El vondt hy hem, ende aldaer sprack hy met ons: |
6 Namelick, de HEERE, de Godt der heyrscharen: HEERE is sijn gedenck-naem. |
7 Ghy dan bekeert u tot uwen Godt: bewaert weldadicheyt ende recht, ende wacht geduerichlick op uwen Godt. |
8 In des koopmans hant is eene bedriechlicke weechschale, hy bemint te verdrucken: |
9 Noch seyt Ephraim; Evenwel ben ick rijck geworden, ick hebbe my groot goet verkregen: [in] allen mijnen arbeyt en sullen sy my geene ongerechticheyt vinden, die sonde zy. |
10 Maer ick ben de HEERE uwe Godt van Egypten-lant af: Ick sal u noch in tenten doen woonen, als in de dagen der t’samen-komste: |
11 Ende ick sal spreken tot de Propheten, ende ick sal ’t gesichte vermenichvuldigen: ende door den dienst der Propheten sal ick gelijckenissen voorstellen. |
12 Sekerlick is Gilead ongerechticheyt, sy zijn enckel ydelheyt; te Gilgal offeren sy ossen: ja hare altaren zijn als [steen-] hoopen op de voren der velden. |
13 Iacob vloodt doch [nae] het velt van Syrien: ende Israël diende om eene vrouwe, ende hoedde om eene vrouwe. |
14 Maer de HEERE voerde Israël op uyt Egypten door eenen Propheet, ende door eenen Propheet wert hy gehoedt. |
15 Ephraim [daerentegen] heeft [hem] seer bitterlick vertoornt: daerom sal hy sijn bloet op hem laten, ende sijn Heere sal hem sijnen smaet vergelden. |