Statenvertaling.nl

sample header image

Spreuken 31 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Spreuken 31

1 De woorden des Conincks Lemuëls: de last, daer mede sijne moeder hem onderwees.
2 Wat, ô mijn sone? ende wat, ô sone mijns buycks? ja wat, ô sone mijner geloften?
3 En geeft den wijven u vermogen niet; nochte uwe wegen, om Coningen te verdelgen.
4 ’Ten komt den Coningen niet toe, ô Lemoël, ’t en komt den Coningen niet toe wijn te drincken; ende den Princen stercken dranck te begeeren.
5 Op dat hy niet en drincke, ende het gesette vergete; ende de recht-sake aller verdruckten verandere.
6 Gevet stercken dranck den genen die verloren gaet; ende wijn den genen, die bitterlick bedroeft van ziele zijn:
7 Dat hy drincke, ende sijne armoede vergete; ende sijner moeyte niet meer en gedencke.
8 Opent uwen mont voor den stommen; voor de recht-sake van alle die omkomen souden.
9 Opent uwen mont, oordeelt gerechtelick: ende doet den verdruckten ende nootdurftigen recht.
10 Aleph. Wie sal eene deuchdelicke huysvrouwe vinden? want hare weerdye is verre boven de robynen.
11 Beth. Het herte hares heeren vertrouwt op haer; so dat hem geen goet en sal ontbreken.
12 Gimel. Sy doet hem goet, ende geen quaet, alle de dagen hares levens.
13 Daleth. Sy soeckt wolle, ende vlas, ende werckt met lust harer handen.
14 He. Sy is als de schepen eens koopmans: sy doet haer broot van verre komen.
15 Vau. Ende sy staet op, alst noch nacht is, ende geeft haren huyse spijse; ende hare dienstmaegden het bescheyden deel.
16 Zain. Sy denckt om eenen acker, ende krijcht hem: van de vrucht harer handen plant sy eenen wijngaert.
17 Cheth. Sy gordet hare lendenen met cracht: ende sy versterckt hare armen.
18 Teth. Sy smaeckt dat haren coophandel goet is: hare lampe en gaet des nachts niet uyt.
19 Iod. Sy steeckt hare handen uyt nae de spille: ende hare hant-palmen vatten den spinrock.
20 Caph. Sy breydt hare hant-palm uyt tot den elendigen: ende sy steeckt hare handen uyt tot den nootdurftigen.
21 Lamed. Sy en vreest voor haer huys niet van wegen de sneeuw: want haer gantsche huys is met dobbele kleederen gekleedt.
22 Mem. Sy maeckt voor haer tapijt-cieraet: hare kleedinge is fijn linnen ende purper.
23 Nun. Haer man is bekent inde poorten; als hy sit met de Outste des lants.
24 Samech. Sy maeckt sijn lijnwaet, ende verkoopt’et: ende sy levert den koopman gordelen.
25 Ain. Sterckte, ende heerlickheyt zijn hare cleedinge: ende sy lacht over den nacomenden dach.
26 Pe. Sy doet haren mont open met wijsheyt: ende op hare tonge is leere der goetdadicheyt.
27 Tsade. Sy beschouwt de gangen hares huys: ende het broot der luyheyt en eetse niet.
28 Koph. Hare kinderen staen op, ende roemense wel gelucksalich: [oock] haer man; ende hy prijst haer: [seggende,]
29 Resch. Vele dochteren hebben deuchdelick gehandelt: maer ghy gaet die alle te boven.
30 Schin. De bevallicheyt is bedroch, ende de schoonheyt ydelheyt: [maer] eene vrouwe, die den HEERE vreest, die sal gepresen worden.
31 Tau. Gevet haer van de vrucht harer handen: ende laet hare wercken haer prijsen in de poorten.

Einde Spreuken 31